"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

woensdag 24 februari 2010

Op zoek naar de Sleedoornpage

Ik zal ineens met de deur in huis vallen : de Sleedoornpage is een bedreigde vlindersoort en een prioritaire doelsoort van Vlaams-Brabant sinds vorig jaar. Deze prioritaire soorten of "kapstoksoorten" zijn belangrijke indicatoren voor de toestand van onze natuur, als het met deze soorten goed gaat, gaat het met de rest ook goed. Dit geldt duidelijk niet voor de Sleedoornpage dat sterk in aantallen afneemt en nu de aandacht van natuurorganisaties heeft gevonden. Zo worden ieder jaar vaste zoektrajecten afgebakend waarin vrijwilligers en Natuurpunters de jonge sleedoorntakken minutieus afspeuren naar het amper een millimeter grote eitje met het kenmerkende golfbaluiterlijk. De Sleedoornpage heeft haar naam echt niet gestolen, deze soort legt een grote voorkeur aan de dag om haar eitjes veilig achter te laten op jonge scheuten van Sleedoorn (Prunus spinosa) en wel in de oksels van de takken op de grens tussen oud en nieuw hout.

De problemen begonnen met de afname van het gebruik van de Sleedoornstruiken in het Vlaamse en Nederlandse landschap, indirect veroorzaakt door de schaalvergroting van de landbouw waardoor kleine percelen niet meer afgebakend moesten worden. Daarom worden sleedoornaanplantingen, net als meidoorn en hazelaar, sterk gestimuleerd, niet alleen vanwege de natuurwaarde maar ook vanwege de landschappelijke waarde in rurale gebieden. Slingerende hagen en houtkantjes zijn ook ideale corridors tussen versnipperde gebieden, een acuut probleem in Vlaanderen.

Niet alleen de schaalvergroting was de oorzaak van het verdwijnen van Sleedoorn, ook de fruitkwekers banden deze haagsoort omwille van de vrees voor het overbrengen van perenvuur dat hun teerbeminde fruitbomen massaal aantaste.

Naast het aanplanten van nieuwe Sleedoorn zouden oude haagkanten ook regelmatig bijgesnoeid moeten worden, op oud hout getijdt de Sleedoornpage niet, verjonging is dus de boodschap en dat is ook interessant om bloemen en vruchten op peil te houden die dan weer vogels en andere dieren aantrekken.

Afgelopen zondag werd deze problematiek en de Sleedoornpage in de schijnwerpers gezet in Holsbeek, een van de gemeenten dat onlangs het biodiversiteitscharter ondertekende. Roel Uyttenbroeck fungeerde voor de eerste keer als gids en dankzij een mild weertje en de eerste mooie dag van 2010 kwamen over de twintig geïnteresseerden opdagen die ook de sleedoornhagen ingestuurd werden. Hieronder een impressie van deze interessante en geslaagde wandeling -er werd inderdaad een eitje gevonden-;

De talrijk opgekomen Holsbekenaars samen met wat verdwaalden zoals ik en Thomas luisteren aandachtig naar de gids van de dag, Roel.

Na de uitleg gaat de groep de stekelige struiken in, naarstig op zoek naar de minuscule witte eitjes, hier is Thomas in actie. Foto's zijn trouwens getrokken met de 50mm f1.8.

Roel in portret.

Binnen een aantal weken is het weer lente ... iets om naar uit te kijken, zoals elke nieuwe start van een ander seizoen. Foto getrokken met de 50mm f1.8 met 2x extender.

Meer informatie over de Sleedoornpage kan op Wikipedia gevonden worden of bij de Vlinderwerkgroep van Natuurpunt, voor wie meer wil weten over de Vlaamse prioritaire soorten kan terecht op de website van Natuurpunt zelf.

vrijdag 12 februari 2010

Doode Bemde Sequel

Voor meer informatie en verhalen over de Doode Bemde kunt u vanaf nu ook op de categorie "Doode Bemde" klikken rechts in het menu of op deze link klikken : (klik)

We keren even terug in de tijd naar de Doode Bemde in opbouw. De ecologische strijd in jaren '90 verplaatste zich naar het waterbeheer. Er werd nog klassiek gedacht met veel beton en industriële processen. Zo was er lange tijd sprake van twee enorme opvangbekkens van 20m hoog in de waardevolle Dijlevallei, allebei goed voor 8ha opvangwater maar het spreekt vanzelf dat niemand dat graag zag komen.

De komgronden in Vlaamse riviervalleien kenden klassiek al vele generaties lang een waterhuishouding met sloten, rechtrekkingen van waterlopen, regelmatig ruiminen van oevers en beddingen en tenslotte het optrekken van landschappelijk oninteressante hoge dijken. Het mechanisme voor natuurlijke overstromingen wordt zo sterk afgeknot. De snelle afvoer van water zorgt lokaal wel voor ontlasting maar zorgt elders voor nieuwe problemen, men verplaatst het probleem alleen maar. Een goed Vlaams voorbeeld terzake is de Demer die volledig rechtgetrokken en ingedijkt werd en bij zeer hoge debietpieken bij de minste blokkade in haar bedding overstroomt waarbij ze voor veel schade zorgt gezien de dichte bebouwing.

Het behoud van natuurlijke overstromingsgebieden levert belangrijke natuurgebieden én meer veiligheid voor stroomafwaarts gelegen steden en dorpen op. De Doode Bemde bood in Vlaanderen een unieke kans op een andere perspectief. Een perspectief gericht op natuurlijk waterbeheer. Er was nog voldoende open ruimte aanwezig (m.a.w. geen bebouwing), de Dijle was op een zeldzame uitzondering na nergens rechtgetrokken noch ingedijkt en het geregelde overstromen zorgt voor een rijkere natuur. In 2002 voerde de Vlaamse Overheid daarom grote werken uit in de Dijlevallei waardoor de natuurlijke overstromingsfunctie van de hele vallei tussen de taalgrens en Leuven werd hersteld. Hierdoor lopen Leuven en de universiteitscampus Arenberg, allebei in lagere komgronden gelegen, veel minder gevaar op overstromingen. Dit in combinatie met een "zandvang" en een alluviaal bos in Egenhovenbos met een unieke kans voor buffering met een oude maar nooit gebruikte spoorbedding in het bos die nu als dijk fungeert. De Doode Bemde heeft intussen meermaals haar enorme opvangcapaciteit bewezen, veel meer dan de oorspronkelijk geplande betonnen opvangbekkens.

Een overstroming in maart 2008.

Er waren wel wat beperkingen voor een natuurlijk overstromingssysteem waarbij de waterkwaliteit het belangrijkste was, inmiddels is dit sterk verbeterd dankzij de werken van Aquafin en haalt de Dijle 7/10 voor de waterindex en er zit inmiddels weer over de twintig soorten vis op. Een andere beperking was de duur en waterdiepte van een overstroming, overstromingen zijn goed voor meer natuur maar teveel water geconcentreerd verstikt de plaatselijke fauna en flora. Er blijft dan ook een te grote hoeveelheid slib achter dat waardevolle bloemrijke graslanden bedekt en transformeert in ruigten met enkele algemene soorten, met name een niet te verwaarlozen bedreiging voor de biodiversiteit van het gebied. Er wordt dus voortdurend monitoring uitgevoerd in het gebied en ook de beheerswerken zijn talrijk, meestal op vrijwillige basis al heeft de vzw ook 3 vaste werkmannen in dienst.

Na de werken in 2002 liet het effect niet lang op zich wachten, grote delen van de Doode Bemde zijn natter geworden en bieden zo een waterrijk biotoop voor vogelsoorten zoals de IJsvogel die in de steile zanderige oevers van de Dijle zijn nestholtes uitgraaft, de Porseleinhoen, de Blauwborst en de Roerdomp. Ook bepaalde planten van de in onze contreien zeldzame arme bodems, zoals de Knolsteenbreek, zijn present in de bloemrijke graslanden die jaarlijks gehooid worden om zoveel mogelijk nutriënten uit de bodem te halen. Dit gebeurt meestal machinaal en het laden met mankracht, maar in andere delen zorgt men voor begrazing door koeien via een samenwerking met de lokale landbouwers.

Om al dit moois te verkennen zijn in het gebied twee grote wandellussen uitgezet zoals te zien valt op de kaart hieronder;

Doode Bemde wandelkaart De rode route is de zuidelijke wandeling en biedt zowat 4km wandelplezier doorheen een uitgestrekt parkachtig grasland, oorspronkelijk een soortenarm populierenbos, de eiken die er staan zijn overlevers uit dat populierenbos. Het gras werd niet ingezaaid maar kwam uit de nog steeds aanwezige oude zaadbank in de bodem, een bewijs dat dit het natuurlijke ecosysteem is.

Een deel van de route wordt in de hoogte afgelegd op de oude trambedding. Hierop reed voor WOII nog een smalspoortrammetje van Duisburg (Tervuren) naar Braine-Halleut (Wallonië). In de tijd van de suikerbietenoogst was dit eveneens een goedertrammetje dat vele wagons vol suikerbieten naar de raffinaderij in Tienen bracht. De originele brug is nog steeds te zien. De trambedding loopt door een afstervend populierenbos dat de natte groeicondities niet aankan, deze kunnen wegens de natte bodem niet gerooid worden door het reële risico op acute en permanente bodembeschadiging. Men laat ze afsterven voor de spechten, insecten en fungi. Hier broeden dan ook Grote Bonte specht, Kleine Bonte specht en Zwarte specht.

De trambedding in de sneeuw, 2010.

Over de leigracht werd een houten brug aangelegd dat een verhaal op zichzelf inhoudt. Maar dit hou ik voor later samen met de kliniekvijvers, het Gezicht en de Grote Bron in Neerijse. Kwestie van de spanning erin te houden, vindt u ook niet ?

maandag 8 februari 2010

Birding Belgische kust

De frisse lucht van een vroege februarimorgen begroet mijn longen als ik om 7u 's morgens aan het station van Leuven sta om Roel, Pieter en Jan op te pikken voor een dagje vogelspotten aan zee, oftewel "vogelen" zoals het in de vriendenkring dubbelzinnig genoemd wordt tussen flauwe moppentapperij en mannenpraat. Met de Passat als commandoschip zetten we koers richting de IJzermonding in Nieuwpoort, in Wereldoorlog I een strategisch hoogtepunt en de aanleiding tot de loopgravenoorlog, nu een steeds waardevoller wordend natuurreservaat dat kadert in het "Plan Zeehond". Deze sympathieke zeezoogdier werd als ambassadeur gekozen voor het natuurlijk herinrichtingsproject en is aldaar regelmatig te gast waar het geniet van de beschutting en het vele voedsel dat de omgeving biedt. Geduldige spotters zien er wel al 'ns opduiken, vooral in de herfstmaanden. We komen aan na wat verkeersellende, voornamelijk op de Brusselse ring, en na wat gerommel in de kofferbak voor de telescopen, onmisbare ANWB Vogelgids of Petterson Vogelgids, verrekijkers en fototoestellen, scannen we het gebied met geduldig plezier af.

Ons geduld werd beloond met foeragerende Zilverplevieren, Scholeksters, Bontbekplevieren en af en toe een Grote mantelmeeuw. De slikgebieden boden een schuilplaats aan een zestigtal Bergeenden en ondanks de bewolking is het een mooi zicht. We komen onderweg wilde Konijnen tegen, Wulpen, een Zwarte roodstaart en niet te vergeten; een "Robotapke" , een Roodborsttapuit dus.

Een Zilverplevier net voor de kijkhut.

Een vissersboot vaart de haven binnen.

Langs de pier vonden we een dertigtal Kanoeten en zes actieve Paarse strandlopers, prachtige dieren om te zien. Op de kop van de pier, aan de waarschuwingstorens, stonden zoals gewoonlijk een aantal oudere vissers, met gepekelde wangen en af en toe georneerd met rode neuzen, te jongleren met hun lange hengels om schol en dergelijke boven te halen zodat moeder de vrouw die avond niet te klagen zou hebben. Ik vind het fascinerend om te zien, het hoort bij de golfslag van de Noordzee zoals een boer op zijn veld hoort.

Een Paarse strandloper met 'n Steenloper wat uit het beeld.

De Nieuwpoortse vissers.

Ikzelf heb altijd de neiging om te strandjutten. Het begon toen ik nog een Gertje was, tien lentes jong en voor het eerst alleen op het strand op mocht onder het toeziende oog van mijn moeder vanuit de op zee uitkijkende huurflat. Ik leerde het leven van mollusken en stekelhuidigen kennen, Golfbrekeranemonen en Wenteltrapjes hadden geen geheimen meer voor mij. Ook nu nog kriebelt het in mij als ik de zee zie en de uitgestrekte vloedlijnen, de schelpenbanken en de golfbrekers. Niet enkel het natuurlijk leven maar ook menselijke spilzucht levert soms mooie vondsten op zoals twee dagen eerder met Martijn wanneer ik twee plastic eenden vond, gekleurd als Smienten, duidelijk lokeenden voor de jacht. Eveneens zag ik die dag voor het eerst een intact skelet van een Hartegel oftewel Gewone zeeklit, van de familie van de zee-egels. Het blijft een fascinerend beestje dat zijn borstelharen gebruikt om water met broodnodig zuurstof langs de kieuwen te laten stromen.

Na Nieuwpoort was het inpakken geblazen en we stoomden richting de koningin der badsteden, de trots van koning Leopold de Tweede, de stad van Johan Vandelanotte en Jean-Marie Dedecker. Oostende. We bezochten niet de winkels noch het statige station noch de gezellige pleintjes maar gingen naar de Spuikom. Wikipedia zegt over spuikommen : een spuikom bestaat uit bassins of polders die in verbinding staan met een zeehaven via een spuisluis en die men in vroeger tijden bij hoogwater liet vollopen om ze vervolgens bij laagwater met grote kracht te ledigen. Zo kon overtollig slib uit de havens verwijderd worden, zelfs zonder de hulp van baggerschepen.

In Oostende is ze nooit voor dit doel gebruikt omdat ze te krachtig was en de kademuren beschadigde. Na vernieling van de sluizen in WOI werd in 1926 besloten het niet te herstellen. Zo bleef de ruim 80ha grote kunstmatige plas onaangeroerd en kon de watersportrecreatie zich ten volle ontwikkelen zoals een zeilclub en de duiksport. Om de duikers iets te geven om naar te kijken ontwikkelde ook de natuur onder water zich en soms worden er zelfs zeldzame levende weekdieren in aangetroffen die wellicht meekwamen met vis of dergelijke. Aangezien de Spuikom veel vis bevat is het een ideaal biotoop voor viseters zoals sierlijke Futen, kleine en snelle Dodaars, Aalscholvers en die dag zelfs een Parelduiker, een zeldzame vogel !

Een uurtje later, na een partijtje verstoppertje waarin de Parelduiker de hoofdrol op zich nam, trokken we naar de Baai van Heist. Een echt kustreservaat blootgesteld aan de grillen der getijden in de beschutting van de wereldhaven van Zeebrugge, hier vinden vogels vaak een rustige plek om te vertoeven en vele schaarse en zeldzame schelpen spoelen hier aan en blijven liggen, overgeleverd aan de prille duinvorming dat hier nog een kans krijgt. Hier vind ik twee intacte exemplaren van Stekelhoren, een schelp dat nu niet meer levend voorkomt in ons Noordzeegebied maar hier wel voorkwam in het Eemien, de tijd tussen de twee vorige ijstijden. Schelpen die nu nog aanspoelen zijn dus veelal fossiel van aard en daarom alleen al zo fascinerend. Ik identificeer mijzelf soms met deze robuuste en rustieke schelp dat straalt van de eenvoud.



Om de dag toepasselijk te eindigen trokken we naar de Uitkerkse polders, een uitgestrekt poldergebied als natuurreservaat ingericht dat sinds 1989 bestaat. In het reservaat is er een nauwe samenwerking met de plaatselijke boeren en in de winter vinden vele soorten ganzen hier hun relaxatieoord. We treffen grote groepen Kolgans en Grauwe gans aan her en der in de weidse weiden. Het is een poldergebied dus doorsneden met talrijke slootjes en kanalen waar honderden Smienten en wat Slobeenden hun toevluchtsoord vinden.



Langs zo'n slootje zien we nog net een Hermelijn in wintervacht wegvluchten, te snel voor een foto helaas maar wel een ontmoeting dat ik niet snel zal vergeten. Maar de absolute kers op de taart zijn de vaste wintergasten van dit gebied : de Velduilen (Asio flammeus). We vinden er uiteindelijk eentje majestueus en waardig op een paaltje gezeten, rustig de totale schemering afwachtend om dan in actie te schieten. Even later zien we er twee cirkelen, ze wisselen elkaar af en vliegen laag over het gras van de weiden. Ze lijken ons voor een zekere mate wel te volgen. Een spektakel in de winterse lucht zoals men niet vaak ziet en mentaal voldaan keren we terug naar de auto die in de modder staat te wachten.

De Velduil op het paaltje, foto genomen vanop statief met mijn Canon 75-300mm met Soligor 2x extender tot 600mm.

De Passat in de polders

De vogelaars op pad

Om ook de fysiek in ere te houden, besluiten we onze hongerige magen te stillen met een goede grote friet en wat bijpassende proteïnen. Terwijl we in het friethuis onze bestelling doorgeven, merkt een voorgaande klant lachend op dat wij nogal klei aan onze schoenen/laarzen hebben. Jan repliceert met "Dat heb je nu met die vettige polderklei." waarop ik inval met "Zonder die klei zouden die patatten er niet zijn die u nu lekker gaat verorberen". De nabespreking bij de grote friet luidt als volgt; 57 vogelsoorten, de toestand van het wegendek en DNA-onderzoeken. Kortom, een welbestede dag.

Meer is te vinden op Picasa.

vrijdag 5 februari 2010

Fotografie met een 50mm

Gisteren kwam eindelijk mijn bestelde Canon 50mm fix f1.8 lens toe. Het is de goedkoopste lens van Canon maar zoals ik al velen van mijn Canon-kenissen het hoorde uitdrukken "een juweeltje van een glaswerk". Ik moet toegeven dat ze gelijk hebben. Hieronder twee "testfoto's" van vandaag.

De nieuwe tulpen van mijn moeder, een van haar favoriete bloemen.

Onze Border Collie Darko, nu 3,5 maand oud

Ik ga mij opperbest amuseren met deze nieuwe lens denk ik.

Tot de volgende episode,
Gert

maandag 1 februari 2010

Doode Bemde

Het is 2010. Het internationale jaar van biodiversiteit. Laat ons hopen dat het geen hol begrip wordt maar dat mensen beseffen dat biodiversiteit ook voor ons een gezonde en stabiele toekomst verzekert. In het kader van biodiversiteit engageer ik mij al twee jaar in lokaal natuuronderzoek; de Huiszwaluwen van Blanden, trektellen en de Vuursalamanders. Daarnaast organiseer ik natuureducatieve dingen zoals groepsexcursies voor studenten, sinds dit academiejaar als Groenverantwoordelijke binnen BIOS, de Leuvense biologenkring. Ik vind het belangrijk mensen te laten inzien welke schatten er buiten hun deur liggen te wachten, je hoeft daarvoor zelfs niet eens ver te gaan, ook op jouw eigen stoeprand kan je natuur beleven. Zie je daar boven jouw hoofd die Huiszwaluw die gracieus zwevend insecten vangt voor zijn kroost ? Oh en kijk daar ! Daar groeit Vogelmuur tussen de verweerde stenen van een oude kerkhofmuur. Natuur is overal met een beetje moeite van onzer kant, vergeet niet dat de som van kleine dingen 'n groot ecologisch geheel kan vormen; kleinschalige elementen zoals tuinhagen en dergelijke kunnen al een grote hulp zijn. Het is dus niet enkel de verantwoordelijkheid van de tegenwoordige machthebbers maar ook een mentaliteitswijziging is noodzakelijk.

Een van de middelen die ik als natuureducatie beschouw, is fotografie. Fotografie is een ideaal medium om zowel kennis als schoonheid weer te geven in één krachtig beeld. Fotografie is geliefd bij het grote publiek, een feit dat we moeten gebruiken want niemand zal naar duizend woorden luisteren.

Bij mij dient fotografie dus vooral het natuureducatieve doel en daarmee zijn we bij het hoofdonderwerp van vandaag gekomen; de Doode Bemde.

De Doode Bemde is een natuurreservaat dat voor de tweede wereldoorlog vooral uit natte hooilanden bestond met hier en daar wat ruigtes. Doorheen het gebied stroomt de Dijle die zo via het zuiden Leuven binnenkomt. De Dijle is de rivier die de universiteitsstad groot heeft gemaakt en nu dient ze als ecologisch voorbeeld voor heel wat natuurbeheerders uit alle uithoeken van de Europese Unie. Een ander hydrologisch gegeven is de Ijse die in het noorden van het natuurgebied in de Dijle uitmondt. Aangezien deze hele vallei een alluviale vlakte is, is landbouw er totaal niet rendabel en hierin vinden we de oorsprong van de naam dat eigenlijk een onvruchtbare beemde, moerassig gebied, betekent.

Laarzen zijn in natte dagen onontbeerlijk.

Mijn grootmoeder, een echte boerendochter uit Korbeek-Dijle, heeft er nog gewerkt in de jaren '40 van vorige eeuw om te hooien en de koeien naar de weilanden te brengen in de zomer. Hierbij moesten ze telkens de Ijse doorsteken aangezien deze geen brug kende in die tijd. De boeren hadden toen land op de "koppen", de meanders van de Dijle. Er werd ieder jaar gehooid op het einde van juni met de "toemaat" in augustus. Er werd amper bemest, hooguit met groenbemesters zoals klavers die dan weer vele vlindersoorten aantrokken. Het water van de Dijle zelf was helder en vol leven en de oevers waren gekenmerkt door arme zanderige bodems waarop veel plantensoorten getijden die nu in onze geëutrofiëerde maatschappij de concurrentie met bijvoorbeeld Grove brandnetel niet aankunnen en zeldzaam worden.

De winterse Dijle

Dat klopt, na de oorlog veranderde alles. Veel kleine boeren konden de toenemende schaalvergroting niet bolwerken en zochten een uitweg om geld te verdienen op die "nutteloze" percelen natte grond. Toen was België nog rijk aan zware industrie en de bijhorende fabrieken. Een ervan was de Union Allumetière, fabrikant van lucifers die logischerwijze veel hout nodig hadden, dit hoefde niet van goede groeikwaliteit te zijn. Dus wat deden de grondbezitters, ze plantten alles vol met populieren die snel groeiden, die wel vochtige voeten konden verdragen en amper onderhoud vroegen. Zo werd de eens zo open valleilandschap bijna helemaal bebost met monoculturen. Het hoeft geen betoog dat dit een drastisch effect had op de biodiversiteit in het gebied. Ook werden er visvijvers gegraven, bijna allemaal met karpers bezet, een echte bodemwroetende vissoort dat zorgt voor troebel water en een slechte leefomgeving voor andere organismen. Er werd gejaagd en in de jaren '80 werden er zelfs 4x4-tochten georganiseerd. Er kwamen illegale weekendhuisjes met exoten als beplanting in hun tuin, exoten zoals bamboe en fijnspar. Dat was de Vlaamse milieumentaliteit tot ver in de jaren '80.

Vanaf 1980 begonnen de dingen te keren. Een twintigtal jaar terug was de E40 autosnelweg aangelegd, een enorme technische prestatie maar die in onze regio ook offers vroeg onder de vorm van bosareaal, er werd een heel stuk van Heverleebos doorsneden door deze nieuwigheid. Er werd een groepering opgericht in een decennium dat getuigde van een groeiend milieubewustzijn : de Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud, kortweg VHM. VHM begon zich in te zetten voor het welzijn van de lokale natuur en daarbij vielen een paar percelen overgebleven weiland in de Doode Bemde op. Deze paar weilanden, ofwel tegen een kunstmatige vijver gelegen zoals het perceel Pallieter ofwel tegen de tallud van de spoorweg gelegen, zoals bijvoorbeeld het perceel Vonck, omvatten een ongezien hoog soortenaantal, onder andere ochideeën die goed gedijden op de arme gronden.

En sinds enkele jaren vond ook de Europese bever (Castor fiber) zijn weg naar de Doode Bemde.

Ook veranderden de tijden, het tijdperk van de kleine boeren met enkele koeien was voorbij, de schaalvergroting was de maat en veel oude boeren vonden geen opvolger meer en hun natte gronden, die voor de boerenstiel amper iets waard zijn, kregen ze niet verkocht. Dit was de moment en de VHM begon percelen op te kopen met ledengeld en subsidies. Zo groeide het prille reservaat tot de meer dan 230ha oppervlakte die het nu omvat waarvan rond de 180ha officiëel erkend natuurgebied.

Om toegankelijk te blijven, ook bij overstromingen, is er op sommige stukken een knuppelpad nodig.

Maar de ecologische strijd was nog niet helemaal gestreden ... Meer hierover in een volgende post.