"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

maandag 17 juni 2013

Habitat van een vogelringer

Enfants enfants, la terre est ronde
Criez plus fort
Pour que se réveille le monde
S´il n´est pas mort

Pour les enfants des temps nouveaux
Restera-t-il un chant d´oiseau ?

Jean Ferrat - Restera-t-il un chant d'oiseau
Jean Ferat zong het al, net zoals Louis Neefs en Joni Mitchell reeds deden en vele anderen hun navolgden. Zoals zovele andere dier- en plantengroepen zijn ook onze gevederde vrienden, de vogels, sterk in achteruitgang sinds de jaren '70. Zo dreigen we de Strandplevier (Charadrius alexandrinus), de Kuifleeuwerik (Galerida cristata) en de Tapuit (Oenanthe oenanthe), die vorig jaar (2012) geen enkel broedgeval liet optekenen, als Vlaamse broedvogels te verliezen en zijn andere soorten, voornamelijk de akkersoorten en weidevogels zoals Veldleeuwerik (Alauda arvensis), Grauwe gors (Emberiza calandra), Geelgors (Emberiza citrinella) en Kievit (Vanellus vanellus) sterk in aantal aan het afnemen, soms tot 80% van het aantal vogels dat in de jaren '70 geschat werd door habitatsverliezen en andere factoren zoals bijvoorbeeld insecticiden. Dramatisch. Om deze achteruitgang te begrijpen en uiteindelijk tegen te gaan moeten we ook de trek- en broedverplaatsingen begrijpen van de vogels in ons land. Al enkele decennia zijn de vogelringers, in België gecoördineerd door het KBIN, in dit verhaal van het grootste belang. Hun gegevens zorgen voor een grote wetenschappelijk waardevolle databank over evoluties van soorten.
Een van die lange monitoringsreeksen wordt verzorgd door mijn neef Johan die al meer dan vijfentwintig jaar actief is in ringwerk, onder andere op het plateau van Mollendaal. Dit jaar nodigde hij mij en enkele medestudenten uit om nog eens het ringwerk te komen bekijken, we beginnen bij hem thuis in het Noord-Hageland waar hij de mistnetten en het geluid opgezet heeft. Dit mannetje Zwartkop (Sylvia atricapilla) wordt opgemeten, genoteerd en weer vrijgelaten.
Een speciale vangst was deze nog ongeringde Gaai (Garrulus glandarius) die behoorlijk venijnig uit de hoek kwam. Johan's handen zijn bijna boeken door de verhalen die ze vertellen met de littekens.
Een van de dingen die een ringer moet doen is de leeftijd van een vogel inschatten, geslacht bepalen en ook naar het verloop van de rui in de vleugels te bekijken. Bij deze Tuinfluiter (Sylvia borin) was dit heel speciaal: men ziet de oude versleten veren in het midden van de vleugel en de nieuwe aan de buitenkant en binnenkant. Normaal begint een rui van het midden naar de randen toe, hier is het omgekeerd ! Een duidelijk voorbeeld van een onderbroken rui en de rare verschijnselen dat dit kan opleveren.
Deze mannetjes Gekraagde roodstaart (Phoenicurus phoenicurus) tonen het verschil tussen een volledig adulte vogel en een eerste kalenderjaar. Het zijn een prachtige leden van de vliegenvangers (Muscicapidae) en het zijn vogels die menselijke open bebouwing en open landbouwlandschappen nodig hebben met de nodige kleine landschappelijke elementen. Ook zij zijn licht achteruit gegaan en staan op de Vlaamse rode lijst als "kwetsbaar".
De vleugellengte wordt opgemeten van een nog ongeringde Winterkoning (Troglodytes troglodytes) -ongeringd, een zeldzaam gegeven begin mei voor deze soort !
Eventjes poseren voor de macrolens en dan mag de Winterkoning terug met enkele snelle vleugelslagen de beschutting opzoeken van de struiken.
Ook de lokale Kuifmees (Lophophanes cristatus) is een geweldig model ! Dankzij de mozaïek van naaldbomen, loofbomen, inheemse struiken en weiden kan mijn neef in zijn grote tuin een behoorlijk divers palet aan broedvogels onderhouden.
De wachters van Johan, zijn twee Beagles, zorgen ervoor dat de vele katten van de buurt uit de tuin wegblijven van de kwetsbare vogels.
Bij het ringen op het laatste moment voor het broedseizoen wordt ook opgelet voor de broedvlek -zo kan je ook geslachten bepalen-, dit Roodborstje (Erithacus rubecula) heeft er een en wordt direct vrij gelaten zonder ringgegevens te noteren zodat ze haar nest terug kan broeden. Deze broedvlek is fysiologisch een interessant gegeven: ieder broedseizoen verliest de broedende vogel veren op de buik en wordt de huid eronder extra doorbloed om zo meer warmte te genereren voor de eieren.
Het wordt stilaan voormiddag en we trekken met Johan's Mazda BT50 de velden in, op zoek naar Tapuiten.
Tapuiten zijn, zoals reeds gezegd, enorm achteruitgegaan in Vlaanderen zodat elke ringgegeven waardevol is en daarnaast zijn het ook de stiekeme favorieten van mijn neef. Het zijn mensenschuwe vogels die het liefst in open akkerland vertoeven, op zoek naar insecten in een waar woestijnklimaat.
Om ze te ringen moeten ze eerst gevangen worden met klapvallen met als lokaas een goed spartelende meelworm. Dit hangt allemaal erg van geluk af ook: als de meelworm niet beweegt omdat hij geen zin heeft of omdat er te weinig zon of warmte is, hebben de Tapuiten er totaal geen aandacht voor. Het is bijna een sport in het ringwerk, net als de andere akkervogels. Helaas zou het ons vandaag niet lukken om er één te vangen. Er zijn al weinig Tapuiten op doortocht en het enige veldje waar ze met enkelen bijeen zitten - 6, dat verhoogt de vangkans -, proberen we twee keer vandaag. De eerste keer hebben ze geen interesse, de tweede keer zien we met de verrekijkers een Tapuit die lustig op de meelworm inhakt maar het gegromd gevloek van Johan begeleidt het maar niet toeklappen van de val. We zien de vogel gelukkig weghuppelen. Achteraf bleek dat de val reeds dichtgeklapt was zodat de Tapuit lustig de meelworm tussen de mazen kon lospikken en opeten. Geen ringdata vandaag !
Dan maar een foto die ik in 2009 trok op dezelfde route. Je ziet duidelijk de afgebleekte donkere veren door de hevige zonnestraling in hun leefgebieden. Het zijn zeer sierlijke vogels !
Andere vogels komen we natuurlijk ook tegen, helaas ook exoten zoals dit Fazantenvrouwtje (Phasianus colchicus). Uitgezet voor de jacht zijn het nu belangrijke concurrenten voor onze inheemse Patrijs (Perdix perdix) en eten ze onze inheemse reptielenfauna op zoals Hazelwormen (Anguis fragilis) en Levendbarende hagedissen (Zootoca vivipara). Bovendien worden ze, ondanks een verbod, nog steeds ongecontroleerd opgekweekt en uitgezet voor het jagersplezier.
Een van de "stakkers van de akkers", een mannetje Geelgors overkijkt zijn territorium.
De Veldleeuweriken, ook al zo fel afgenomen, trakteren ons gelukkig nog op hun mooie trillende zang hoog in de lucht. Andere leeuweriken zoeken hun eten bijeen tussen de ingezaaide gewassen.
Een andere insectenliefhebber, een Witte kwikstaart (Motacilla alba), "kwikt" vrolijk en maakt snelle sprongetjes, ook hij is op jacht. Deze vogels voelen zich net zo goed thuis in een woonwijk als in de open velden.
Heel anders is zijn familielid, de Gele kwikstaart (Motacilla flava), een typische akkerbewoner die je enkel in dat biotoop zal aantreffen. Deze vogel keek heel voorzichtig op naar de jeep met zijn bekje vol nestmateriaal.
Bij het tapuitenveldje eindigen we onze dag met de vruchteloze tweede vangpoging. Een boer ploegt zijn akker om. Ook zij zijn belangrijk in het verhaal van de achteruitgang van onze akkervogels maar ook zij kunnen een belangrijke, doorslaggevende, rol spelen in de bescherming van deze prachtige exemplaren van onze biodiversiteit mits ze geholpen worden door een meegaande regering. Dat is in ons Vlaanderen en bij uitbreiding België helaas toekomstmuziek... Zolang de mens niet beseft dat je geld niet kan eten ... We hebben de boeren nodig in ons nieuw verhaal maar we moeten hen eerst bestaanszekerheid bieden vooraleer we hen natuurmaatregelen opleggen, anders blijft er tegenkanting ... Maar het is vijf voor twaalf, we moeten reageren zodat de kinderen van morgen nog de vogels zullen kunnen horen ...

vrijdag 7 juni 2013

Een snuifje ornithologie

Come forth into the light of things. Let Nature be your teacher.

William Wordsworth
De vogels fluiten zachtjes hun repertoire in de optrekkende nevels, de zon wordt wakker in het bekende rozige licht van de dageraad, in de open velden en polders van West-Vlaanderen is een eenzame auto reeds op de baan.
De koeien zijn reeds wakker en zijn aan hun zondagse ontbijt begonnen.
Dan verheft de zon zich eindelijk boven de horizon op magnifieke wijze. Wij naderen intussen bijna onze bestemming. Reinhardt en ik zijn onderweg naar het Zwin waar wij deelnemen aan de excursie voor mijn vak "Ornithology" dat ik aan de Universiteit van Gent volg als aanvulling op mijn studieprogramma aan de K.U. Leuven.
Deze vroege zondagochtend, begin mei, twintig voor zeven 's morgens, staan wij op de parking van het Zwin waar de Ooievaars (Ciconia ciconia) reeds een hapje zoeken. 's Middags zouden wij opmerken hoe ze rond de picknickende mensen elegant sluipen, belust op gemorste hapjes. Weer een voorbeeld van hoe dieren zich aan de mens en zijn aanbod van extra voedsel kunnen aanpassen.
Onze professor arriveert te voet van Knokke omdat zijn auto in panne ligt. Als de bus uit Gent aankomt, kan de excursie eindelijk beginnen. Zowel een Nachtegaal (Luscinia megarhynchos), goed in de struiken weggestopt met zijn melodieuse zang, als de wit bebaarde Grasmussen (Sylvia communis), die zich wél laten zien, laten zich van hun beste kant horen.
Een poging om te trektellen levert weinig op, ondanks de goede trekcondities is de trek dit jaar een waar raadsel. Waar onze vogels vastzitten, niemand weet het. Feit is dat ze slechts druppelmatig ons land bereiken. Wel pikken we twee Purperreigers (Ardea purpurea) op die gestaag doorvliegen richting Nederland. En de lokale Visdiefjes (Sterna hirundo) stelen de show met hun sierlijke vangkunsten.
Een andere zeer leuke verrassing voor mij is mijn eerste Belgische waarneming van een Dwergstern (Sternula albifrons) en de eerste waarneming die ik zo duidelijk kon doen door de telescoop dankzij de JNM'ers van Brugge die op pad waren in Zeebrugge, waar wij de excursie van vandaag afsloten. De Dwergstern is duidelijk te herkennen aan de diminutieve grootte en de vrij forse oranje snavel naast de zwarte band die door het oog loopt. Deze foto is genomen door een telescoop maar toont toch de algemene contouren van deze mooie soort. Het is een zeldzame stern op Europees niveau omdat ze broeden op verlaten zandstranden met een rijke vloedlijn vol wier en ander aanspoelsel, condities die erg zeldzaam zijn geworden, behalve in het strandreservaat Baai van Heist dat hier aan de andere kant van de havengeul ligt. Hier ondernemen ze al enkele jaren broedpogingen maar deze mislukken bijna altijd door de zwervende vossen en katten.
Reinhardt, Charlotte en ik besluiten om samen nog naar de Uitkerkse polders te trekken. Dit gebied heb ik dit jaar al meerdere keren bezocht maar het blijft prachtig om Kieviten (Vanellus vanellus) zo dicht te kunnen observeren en fotograferen zoals dit vrouwtje dat insecten uit het gras plukt...
Of een Kauw (Corvus monedula) die heel nieuwsgierig gedrag vertoont in het halfhoge gras ...
Maar ik blijf wat op mijn honger zitten, door de tegenvallende trek en de lang doorwerkende effecten van die lange winter tot in april en de erop volgende droogte heeft ervoor gezorgd dat de normale aantallen van weidevogels een flinke dreun gekregen hebben vergeleken met dezelfde periode in 2012. Dat geldt zeker voor de Grutto's (Limosa limosa) die vochtige graslanden nodig hebben voor hun voedsel dat voornamelijk uit wormen en emelten (larven van langpootmuggen) bestaat. We zien maar enkele vogels in de uitgestrekte polders, het is wel interessant om dit verschijnsel verder op te volgen wat nu ook koortsachtig gedaan wordt door natuurstudiegroepen in de Lage Landen.
Met de aantallen van Kluten (Recurvirostra avosetta), die vooral waterbeestjes lusten die ze met hun kromme snavel uit 't water zeven, is er niet veel mis. Deze Kluut voelt zich heel erg in zijn nopjes en spat het water tot meer dan een meter ver, tot zijn eigen groot jolijt, want hij zou zijn wasbeurt en spatspelletje zeker zo'n twintig minuten volhouden.
Nog een Belgische eersteling voor mij was deze Steltkluut (Himantopus himantopus) die zich verrassend snel voortbewoog ondanks zijn fragiel uiterlijk en zijn schijnbaar ongemakkelijk hoge positie.
De volgende morgen zijn we nog vroeger op pad voor een bezoekje aan het vogelringstation in Veurne, waar een natuurgebied al sinds eind jaren '70 opgevolgd wordt. Dit gebied is voor ons land een van de belangrijkste leef- en doortrekgebieden voor diverse rietvogels zoals Cetti's zanger (Cettia cetti), Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus), Bosrietzanger (Acrocephalus palustris) en de zeldzame Rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus). Op doortrek en soms pleisterend vangt men hier ook de belangrijkste Belgische aantallen van de Europees sterk bedreigde Waterrietzanger (Acrocephalus paludicola), slechts 13.000 broedparen wereldwijd (!), waarvoor men in Oost-Europa inmiddels leefgebieden beschermt en opnieuw inricht.
Voor een vogelringer is de Cetti's zanger snel te onderscheiden van andere rietzangers door zijn typisch aantal van 10 staartveren -de anderen hebben er altijd 12.
De Bosrietzanger is een langeafstandstrekker, hij overwintert in het zuidoosten van Afrika in tegenstelling tot de Kleine karekiet die tot de moerassen in West-Afrika vliegt. Je ziet het in hun vluegelspanwijdte die groter is dan bij bijvoorbeeld een Cetti's zanger die eerder ter plaatse overwintert.
De Rietzanger is herkenbaar aan de brede witte streep boven het oog en een bleke middellijn op de bovenkant van zijn kop. Deze vogels kenden een sterke inzinking van de populaties sinds de jaren '60 die in Nederland dankzij de grote natuurgebieden een halt toegeroepen is. In Vlaanderen zijn ze helaas nog niet hersteld, hoewel in de kustpolders zoals hier in Veurne er wel een vrij gezonde populatie aanwezig blijft.
Ook deze ochtend vliegt voorbij en we sluiten de excursie af met een korte determineersessie in de IJzermonding in Nieuwpoort waar ook de Grote sternen (Thalasseus sandvicensis) van de partij zijn, te herkennen aan hun zwarte kuif en zwarte forse pootjes en snavel.
Ook deze Huismus (Passer domesticus) vraagt zich af wanneer het nu eens zou regenen... Na een wekenlange droge koude en droge warmte was de natuur kurkdroog. In de heidegebieden werd zelfs het brandalarm in werking gezet. Gelukkig volgden enkele regenachtige weken en herleeft de natuur inmiddels als nooit tevoren ! We nemen afscheid van de vogels aan de kust, maar zoals gewoonlijk: ik zal terugkeren ! Want wat is er beter dan de natuur als leraar ?