"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

zaterdag 13 juli 2013

Blanden in 1760

Mon pays était beau
D'une beauté sauvage
Et l'homme le cheval et le bois et l'outil
Vivaient en harmonie
Jusqu'à ce grand saccage
Personne ne peut plus simplement vivre ici

Jean Ferrat - Mon pays était beau

Wat doet een bioloog dan die ook interesse heeft in landschapsontwikkeling ? Juist : het boek "Uit het verleden van de gemeente Oud-Heverlee" van Erik Martens (1981) te hand nemen en kijken of er interessant biologisch materiaal in te vinden is. Ik werd niet teleurgesteld want er waren verrassend interessante dingen in te vinden voor een ecoloog zoals deze kaart uit 1760 van mijn dorpje Blanden dat vlakbij Leuven en Meerdaalwoud is gelegen.
De hoeve "De Rooi kapel" bestaat nog steeds en is beschermd, dit was vroeger de gebedsplaats voor de dorpelingen: missen werden hier wekelijks voorgedragen door een monnik van de Abdij van Park (Heverlee). Voor de andere kerkelijke diensten waren de Blandenaren aangewezen op Bierbeek, zo'n vijftien kilometer verder. Een afstand die men in die tijd te voet moest afleggen over slechte modderige wegeltjes. Na lang aandringen voor een eigen pastorij en kerk met de voordelen van educatie voor de jeugd, krijgen de Blandenaren hun zin. Op deze kaart was de kerk nog niet gebouwd, dat gebeurde pas in 1789-1792. Vreemd genoeg zou de kerk in Hoog-Blanden gebouwd worden zodat in de loop van de tijd mijn dorp twee centra zal kennen: één rond de kerk en één rond de Naamsesteenweg, een zeer belangrijke verkeersader die Leuven met Namen verbond. Maar laat ons nu even kijken naar hoe de ecologie van mijn dorp er toen uitgezien moet hebben.

Vooral opvallend is de aflijning van akkers en weilanden met hagen. Wat moet dat biodivers geweest zijn. In Vlaanderen zien we dit enkel nog in de Voerstreek, niet toevallig de laatste plaats waar geregeld Hazelmuis (Muscardinus avellanarius) en Das (Meles meles) aangetroffen kan worden in Vlaanderen. Nu ziet men enkel open velden, veel bebouwing en te steil afgesneden bosranden. Andere interessante waarnemingen zijn het tracé van de Naamsesteenweg die nog maar net onder Oostenrijks bewind aangelegd was, dwars door Meerdaalwoud. Meerdaalwoud in die tijd was nog in bezit van de Hertogen van Arenberg en was een van de weinige hooghoutbossen die onze contreien toen nog hadden, natuurlijk deed het dienst als een luxueus jachtterrein met een uitgebreid drevennetwerk van speciaal aangeplante bomen zoals Rode beuken en de gewone vorm van Beuk (Fagus silvatica), maar ook voor andere dieren was dat even goed ideaal. Vooral dieren die het moeten hebben van oud opstaand hout zoals Bosuil (Strix aluco) en spechtensoorten maar ook Boommarter (Martes martes) en Everzwijn (Sus scrofa) profiteerden hiervan en genoten ook van de strenge bescherming tegen stropers. En vergeet de Vuursalamanders (Salamandra salamandra terrestris) niet die in de brongebieden zoals de Mommedel goed gedijden.

Blanden telde toen maar zo'n 280 inwoners, het was dus een echt boerendorp. Merk ook de vele met bomen afgelijnde dreven op buiten het bos, ideale corridors voor vleermuizen en houtetende insecten met het omliggende mozaïek van weiden, houtkanten en velden. Met de gele cirkel heb ik aangeduid waar ongeveer de wijk is waar ik opgroeide. Pas in 1979 werd dit bos, het Karthuizerbos, volledig gerooid voor de woonwijken. Opvallend op de kaart zijn ook de vele bosfragmenten waar nu niks meer van overblijft. Waarschijnlijk waren deze allemaal in hakhoutbeheer: boeren hadden namelijk alle typen van hout nodig, van sprokkelhout tot zwaar bouwhout, deze hakhoutbossen waren dus erg open van aard en dat zorgt voor een eigen flora. Spijtig dat er geen oude vegetatie-waarnemingen zijn maar mogelijk waren hier nog bosplanten aanwezig zoals Bosanemoon en misschien zelfs heide, dat op de lokale zanderige heuveltoppen ontstond.

Of hoe een bioloog veel kan leren uit de geschiedenis !

vrijdag 12 juli 2013

Heggen en kalk

You don't see many hedges these days, and the hedges you do see
they're not that thorny, it's a shame, and when I say a hedge I'm not
talking about a row of twigs between two lines of rusty barbed wire, or
more likely just a big prairie where there were whole cities of hedges not
fifty years ago, a big desert more like, and I mean thick hedges, with
trees nearby for a bit of shade and a field not a road not too far off so
you can nip out for an insect or two when you or the youngsters feel like
a snack, a whole hedgerow system, as it says in the book, and seven out
of ten sparrows say the same, and that's an underestimate, we want a
place you can feel safe in again, we're social animals, we want our social
life back, and the sooner the better, because in a good hedge
you can always talk things over, make decisions, have a laugh if you want to,
sing, even with a voice like mine!

Poem of a hedge sparrow - Richard Price
Na een regenachtige meimaand waarin wij, laatstejaars biologen, heel de tijd binnen moesten werken en hard werken, aan ons eindwerk -de thesis-, werd het dringend tijd voor nog een natuuruitstapje vlak nadat we de gedrukte boeken overgemaakt hebben aan promotoren en externe lezers. Even geen druk meer, eindelijk even genieten van wat de natuur ons biedt. Zo ook in Voeren waar we deze keer de wielen heen wendden. Het was weer een paar jaar geleden dat ik er nog geweest was, op een vruchteloze maar leuke zoektocht naar dassen (Meles meles). Ook nu zullen Rein, Gert, Arne en ik nieuwe dassenpogingen wagen maar we zouden geen biologen zijn als al de andere troeven van de Voerstreek ons niet zouden bekoren. Want het is nog steeds een land terug in de tijd, waar de velden en weiden met heggen en hagen worden afgelijnd, waar kerktorens en oude vakwerkhuisjes de dorpcentra nog bekleden en waar men fier is op de streek. Reist u even mee ?
Dankzij het extensieve beheer van de hagen, waarin de meidoorn (Crataegus monogyna) nu prachtig in bloei stond, en het oude boccage landschap dat ze vormen komen er in Voeren dieren en planten voor die elders in Vlaanderen reeds uitgestorven zijn zoals de Das, maar ook het Everzwijn (Sus scrofa) is hier ooit gestart, de Voerstreek onderhoudt ook de laatste Hazelmuizen (Muscardinus avellanarius) van Vlaanderen en zo kunnen we nog dieren blijven opnoemen. Dieren die allen het van een extensief landgebruik moeten hebben maar ook niet zonder de mens kunnen waarmee ze eeuwen hebben samengeleefd: het zorgde voor een competitief voordeel dankzij de vele schuilplaatsen in het landschap en het extra voedsel in de open opslagplaatsen en het gemorste goed op het veld ...
De flora profiteert dan weer van de overwegend kalkrijke gronden waar een hoge biodiversiteit bewaard is gebleven zoals hier op een kalkhelling dat door Natagora beheerd werd: "Le Thier à la Tombe". Langsheen het smalle, weinig gebruikte wandelpad liggen talrijke botanische schatten te wachten op het geïnteresseerde bezoek van dieren en biologen. De naam dankt deze helling aan een vlakbij gelegen Gallo-Romeinse tumulus (grafheuvel) uit de 2e eeuw. Net zoals in de Viroin heeft dit gebied haar uitzicht te danken aan eeuwenoude landbouwpraktijken met kudden schapen en geiten. Het unieke streekeigen feit is wel dat het een oude Maasterras is en onder de kalklaag rolkeien bevat van de oude rivierloop. Het is ook de enige Belgische groeiplaats van Veldgentiaan (Gentianella campestris) maar omdat die pas bloeit in het vroege najaar hebben we deze helaas nog niet kunnen vinden. Maar wat er wel al stond mocht er ook wezen ...
Zoals een heel grasland gesierd door Wilde akelei (Aquilegia vulgaris) van de Ranunculaceae, dezelfde familie als onze bekende boterbloemen.
Opvallend zijn de vijf punten van de kroonbladen die aan de achterkant uitsteken. Alle delen van de plant zijn zwak giftig, Er werd in de volksgeneeskunst werking tegen reumatiek en mond- en keelontstekingen aan toegeschreven. Hildegard van Bingen beschreef de plant reeds in de 12e eeuw
Een oude bekende uit de Viroin, typisch voor kalkgraslanden, was deze Kleine pimpernel (Sanguisorba minor). Zoals de Latijnse genusnaam al aangeeft werden stoffen uit deze plant reeds in de Middeleeuwen maar nu ook nog gebruikt om bloed te stelpen, soldaten dronken zelfs een aftreksel van deze plant voor ze ten strijde trokken in de hoop dat het middeltje het bloeden zou verminderen.
De nachtvlinders profiteren van de schutting en snel opwarmende delen die deze kalkhelling biedt.
Ook nooit ver weg is het militaire verleden van de strategisch zeer belangrijke Voerstreek. Het Fort Eben-Emael is zeer gekend omdat het nauwelijks weerstand kon bieden aan de inval van de Duitsers in 1940, het begin van het einde voor het Belgische militaire verzet. In amper een kwartier tijd hadden Duitse parachutisten de situatie in handen ...
Het complex telt vele verlaten bunkers die nog steeds hun verhaal stilzwijgend loslaten. Ze zijn nu een ideale toevluchtsoord voor historici en vleermuizen.
Maar de oude muren zijn een goed substraat voor planten die men normaal op oude gebouwen aantreft zoals deze Muurvaren (Asplenium ruta-muraria) bewijst.
Als er een klein bodempje met humus aanwezig is kunnen ook "gewone" planten zoals dit Robertskruid (Geranium robertianum) hun plaatsje hoog in de lucht vinden.
Een andere rode -of is het blauwe- draad in het verhaal van de ontwikkeling van de Voerstreek is de breed opgezette Maasrivier die een onmiskenbare economische ader is van het gebied. Daarnaast zorgt ze, vooral over de grens in Nederland, voor extra biodiversiteit in haar natuurlijke overstromingsgebieden.
Het is ook dankzij de Maas dat de kalkrijke natuurgebieden ontstonden in de mist der tijden. Een bekend voorbeeld is de Sint-Pietersberg die Arne hier op loopt.
De Sint-Pietersberg is vooral erg bekend omwille van zijn mergelgrotten die in de loop der eeuwen ontstonden door het wegeroderen van de zachte kalk. Ze werden voor vanalles en nog wat gebruikt, van loodsen tot champignonkwekerijen.
Het ontlokte aan Arne de volgende opmerking in zijn West-Vlaams accent: "Kèrl, ik zou hier zo willen maffen gelijk een holbewoner !".
Ondertussen blijft de erosie traag maar zeker doorgaan !
Natuurlijk zorgt de zeldzame flora ook voor een weelde aan fladderende vlinders, die in Vlaanderen ook sterk afnemen, zoals dit Boswitje (Leptidea sinapis).
Of wat dacht u van de allerlaatste Nederlands/Vlaamse populatie van de logisch sterk bedreigde Veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia) ? Prachtig om te zien !
Ook Groentjes (Callophrys rubi) voelen zich goed thuis in deze nutriëntarme graslanden. Ze zijn van oudsher verbonden aan kalkgraslanden of heiden.
Heel wat algemener maar in zijn simpelheid toch ook een mooie soort en net zoals de rest van de vrolijke fladderaars een uitstekende milieubarometer: een Bont zandoogje (Pararge aegeria).
Het zijn van die weinige dagen in mei 2013 dat we voelen dat het lente is. Dat het mei is. Het was een erg koel voorjaar en dat is interessant voor de wetenschap en onderzoek van fenologie -de verschijningsdatum van soorten- in het licht van de huidige klimaatsveranderingen, maar de natuur ademt toch heel wat vrijer bij warm lenteweer.
Dit Mannetjesorchis (Orchis mascula), ook een kenmerkende soort voor kalkrijke, extensief beheerde kalkgronden dat mij nog dierbaar is van mijn bachelorproef, toont trots zijn bloementooi.
En dit Soldaatje (Orchis militaris), ook al een kalkindicator, staat met zijn naam niet mis in deze streek.
Met de determinatiegids in de hand komt men door het ganser land. En ook een verrekijker, fototoestel, insectenpotjes, vlindernetjes, ...
Een wilde bijenzwerm toont hoe de Honingbijen (Apis melifera) verzamelen als ze niet in een korf gehuisd worden.
Een vluggertje bij deze Wijngaardslakken (Helix pomatia) moet men toch anders interpreteren. Het is ook al een soort die goed gedijt op kalkrijke, warme gronden.
Dan werd het zoetjesaan avond en het laatste zonlicht valt op het Altenbroek in Sint-Martens-Voeren waar Natuurpunt probeert terug te gaan naar het oorspronkelijke open bos met bosweiden door begrazing met runderen. We overnachten in een uitstekende jeugdherberg "De Veurs" met een prachtig uitzicht op het dorp en de weiden en velden erachter. 's Avonds gaan we op dassenpad maar helaas weer zonder succes...
Goed uitgerust gaan we de volgende morgen bij een stralende zon -en al even stralende bloemen zoals bij dit Robertskruid- weer op pad.
Net als wij is deze zweefvlieg, een Wolzwever (Bombylius major), ook al zeer actief bezig.
Net voorbij Teuven ontdekken we een zo mogelijk nog mooier landschap.
Een van onze professoren had ons deze locatie aangeraden voor de Purperorchis (Orchis purpurea) waar ons labo onderzoek op doet op voorwaarde dat we niets zouden verstoren. Dat doen we ook niet buiten het feit dat we onze namen op het kaartje hebben bijgeschreven ... Het was volgens hem een van de mooiste populaties Purperorchissen die hij ooit al gezien had, in een schitterende locatie. Hij had gelijk.
Ik laat de beelden daarom even voor zich spreken ...
Langs het wandelpad maakt dit Populierenhaantje (Chrysomela populi) de buurt onveilig op de aanwezige wilgenscheuten.
Dit is de Voerstreek ten voeten uit: hagen, koeien en warm weer.
Maar ook de kleine menselijke geschiedenis is nooit ver weg: net als in heidegebieden was dit van oudsher een arme landbouwgemeenschap tot in het midden van de twintigste eeuw wanneer het gebied beter bereikbaar werd en auto's beschikbaar werden voor de modale man. Het verleden is nooit helemaal verdwenen in de oude dorpskernen zoals deze huizen getuigen.
De trotsheid voor de eigen streek en de bijhorende streekproducten is bijhorend ook nooit helemaal verdwenen, getuige deze Sleedoornjenever die we kochten in "Het Jetteke", een authentieke dorpswinkel in Teuven waar de oude gietijzeren weegschaal nog fier dienst doet op de arduinen toonbank.
Aldus inwendig versterkt met een druppeltje kwamen we aan de andere kant van Altenbroek, dichtbij Sint-Gravens-Voeren, waar een zeer grote populatie Dassen aanwezig is. Een verkenning bracht ons langs deze "grubbe": dit zijn relicten uit de ijstijden toen de bovenste grondlagen bij ontdooiing telkens afspoelden op de permanent bevroren ondergrond. Deze werden in de Middeleeuwen vaak gebruikt als verbinding tussen akkers op het plateau en het dal van de rivier de Voer waar de dorpen groeiden en zo evolueerde een grubbe vaak tot een holle weg.
Tegenwoordig wordt dit ook door Natuurpunt beheerd en heeft men langs de drukke sluipweg richting Nederland omheiningen geplaatst met dassentunnels om verkeersslachtoffers te voorkomen.
Hier maakt men eveneens gebruikt van Galloway runderen om het reservaat te beheren. Het zijn vrolijke en zachtmoedige dieren ...
Enkele uren staan we op wacht met uitzicht op de vele dassenburchten die de zijwanden van de grubbe tekenen of lopen we stil rond, helaas weeral zonder succes. Die Das, het blijft voor mij voorlopig een schim ! Maar opgeven doe ik niet !
Als afsluiter van dat voornemen dan maar een foto van de prachtig bewerkte zitbank in de jeugdherberg ... Voeren en de Voerstreek, het is een prachtige bestemming voor de bioloog die in Vlaanderen net dat tikkeltje meer zoekt, op amper 100km van Leuven. Ik ga zeker nog terug !