"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

zaterdag 31 augustus 2013

Bezieling op vier wielen

The bad news is time flies. The good news is ... you're the pilot.

Michael Althsuler
Ook al blijf ik een bioloog en ben ik met volle overtuiging begaan met onze natuur, toch kan ik dat oude autohart niet wegsteken in een donker hoekje. Ik ben opgegroeid met een fascinatie voor automechaniek en modellen. Dat is de trouwe lezer van deze blog al meermaals duidelijk geworden. Minder bekend is dat ik evenzeer gefascineerd ben door de band tussen mens en machine, niet alleen bij onze dagdagelijkse auto, maar ook met een "ordinaire" tractor, een vliegtuig, een boot, een vrachtwagen ... Van elk vervoermiddel zijn er legio voorbeelden te vinden van verhalen, met een lichte weemoed verteld, over die ene machine waar men zo graag mee werkte. Want zelfs in een verzameling schroefjes en moertjes kan na jaren gebruik een eigen ziel, een eigen karakter schuilen. Je moet er alleen voor open staan. Als auto's voorbij een bepaalde leeftijd komen, meestal is dat 12, 13 jaar, of als ze de 200 000 kilometers aftikken op de teller en desondanks blijven doorwerken, ver voorbij hun nieuwigheid en boekhouderswaarde, dan krijgen ze karakter. Ze dragen de littekens van de open weg, van het vele gebruik, ze stralen de jaren uit. Men stapt in zo'n wagen en bemerkt de geur van het doorleefde interieur, de ditjes en datjes met krassen, mankementjes of ontbrekende knopjes ... Het zijn eretekens van een geleefd leven zoals bij mensen. Soms maken ze integraal deel uit van een gezin, zijn ze van ouders op kinderen overgegaan en meegegroeid, zoals huisdieren. Soms zijn ze de wagen van de grootvader waar men heeft mee leren rijden op een stille bosweg. En soms ... moet er afscheid genomen worden.
Een van de voorbeelden is mijn grootvaders Ford Mondeo geweest. Een vierdeurs, gemaakt in 1994 in een blauwgroene tint, uitgerust met een 1.8 turbodiesel motor met 90pk en een spoiler op de kofferbak. Opa kocht hem in juni 2002 tweedehands van een appelboer in Bierbeek en ik ging mee om de "nieuwe" wagen op te halen. 150 000km, klaar om te leven. Nu, op de foto, is het twee juni 2013. Elf jaar later tikt de Ford inmiddels de 287 676km aan. Maar het koetswerk toont de rimpels in de vorm van vergevorderde roest in de wielkasten en dorpels. Laswerk is te duur voor zijn leeftijd en kilometers dus wordt het besluit genomen de Ford naar de demontage te voeren op 5 juni.
Ja. Het is de wagen, samen met de '02 Audi A6 1.9TDI van mijn vader destijds waarmee ik in de zomer van 2005, na jaren vol ongeduld, eindelijk leerde rijden. Op een bosweggetje liet opa mij mijn gang gaan met dat zwaar bekrachtigde stuur dat weinig zei over de weg die de wielen volgden en met die hakerige versnellingspook die echter een gevoel van voldoening gaf als men de versnellingen er snel en soepel in kon leggen: het was een kunst. Het is ook deze auto die mij talrijke keren van de middelbare school afhaalde, die meeging naar de zee of naar Duitsland, die ik kon lenen als mijn oude Passat in onderhoud was ...

Toegegeven, opa reed er steevast zeer kalm mee dus ik zorgde er altijd voor dat, de keren dat ik ermee reed, het motortje, eenmaal goed warmgedraaid, nog eens de turbo in actie kon voelen. Daar hield het wagentje van, na een paar gasstoten was de motor terug wakker en klaar voor de snelweg. Het was, ondanks de bedroevende bouwkwaliteit van de jaren '90 Fords, wel een soepele, comfortabele, stille en ruime wagen. Stabiliteit en wegligging waren zijn sterkste troeven, net als verbruik en motorbetrouwbaarheid. De rest jammer genoeg niet. Een luidspreker heeft opa afgeplakt met plakband toen het gaas uiteenviel, een raamslinger is evenzeer met ductape bewerkt en de alarminstallatie heb ik eens met paneeltje en alles uit het dashboard getrokken toen ik niet oplette. Opa heeft er veel kosten aan gehad in vergelijking met mijn vorige Passat met dezelfde kilometers.
Want ondanks dat de rest van de wagen de jaren voelde en niet meer meekon met het verkeer, zoals de versnellingsbak en het koetswerk, bleef dat motortje werken tot groot respect van ons allemaal. Ook nu nog was de turbodiesel kerngezond en als vanouds was hij na een paar gasstoten terug goed wakker. De Mondeo had het nog in zich. Het deed me iets deze wagen voorgoed te zien gaan, een wagen die ik zovele jaren gekend had en die mij mijn eerste kilometers schonk.
Zelfs mijn grootvader moest het toegeven: het deed hem iets toen hij de finale rit naar de demontage deed die juniochtend. En dat is een groot compliment voor de Ford.

Nauwelijks een maand later spreekt Laurence met mij af voor een wandeling. Hun gezin gaat hun trouwe Audi A6 1.9TDI verkopen. Ze is er het hart van in. Want ook deze wagen heeft hun gezin veel geschonken. Ze kochten hem nieuw in 1997, de nieuwe auto van de vader, een beetje een statussymbool want een Audi, dat is kwaliteit. Toen haar vader later in een andere job een firmawagen kreeg, was het natuurlijk een voor de hand liggende keuze om de grote Audi te verkopen. Toch was het zo'n fijne wagen dat ze het niet over hun hart konden krijgen en de moeder ging hem dan maar gebruiken. De wagen bleef vele kilometers forenzenverkeer afmalen. Totdat de moeder de kans kreeg een nieuwere Audi A3 van de grootvader over te nemen die er niet meer mee reed. Weer zaten ze met de A6. De keuze was snel gemaakt: hij was voor de kinderen want Laurence begon net met haar rijlessen. Daar heb ik haar nog mee geholpen: ik leerde haar enkele trucjes om fatsoenlijk de auto te kunnen parkeren. Ik herinner me die rijles in de kalme wijken nog als de dag van gisteren. Terug in een Audi A6, hetzelfde model als waarmee ik mijn eerste manoevres uitvoerde, steeds met een gezonde portie voorzichtigheid om die mooie firmawagen van papa niet te beschadigen. Ik kende elke ronding en dode hoek van de auto en Laurence leerde het ook snel beheersen. Ook zij haalde uiteindelijk haar rijbewijs dankzij de Audi. Dan volgde haar zus die er ook mee leerde rijden. Hun liefde voor de grote, stabiele wagen was duidelijk.
De wagen genoot van een levendig pensioen onder de jeugd. Naar Amsterdam, op scoutskamp ... Hij draagt de duidelijke sporen waardig. De vier ringen blinken nog steeds zoals ze dat deden jaren geleden toen ik Laurence leerde parkeren.
Het interieur toont de krassen en op het passagiersraam is een stickertje geplakt met de tekst "Niet openen a.u.b.". Het elektrische raammechanisme heeft het enkele jaren terug laten afweten en het raam hebben ze moeizaam met een tang terug omhoog getrokken uit de deur om nooit meer terug te openen.
Ook hier is het een turbodiesel, deze keer met directe injectie en 110pk, dat een trouw werkpaard bleek te zijn.
Maar ook nu is helaas de realiteit daar. De wagen heeft nu bijna 300 000 kilometers verzameld in zijn lange jaren bij het gezin, door weer en wind. De techniek heeft opfrissing nodig. Een dure opfrissing. Een beetje te duur voor zijn leeftijd en zijn kilometerstand, ondanks dat de wagen die versletenheid van zijn techniek in niks laat merken. Hij knort er nog steeds vrolijk op los. Het maakt het voor Laurence en haar ouders een nog moeilijkere beslissing na zestien jaar. Ze laten hem gaan. Met veel spijt. Ik kende het gevoel met mijn oude Passat. Een eerste wagen vergeet je nooit en al zeker niet als het een wagen is met zo'n lang en gevuld verhaal als deze Audi gelukkig mocht beleven. Want zo leven auto's. Door herinneringen en belevenissen. Fascinerend gewoon.

dinsdag 20 augustus 2013

Op vuurvlinderpad

Pen and Camera are weapons against oblivion, they can raise awareness for that which may soon be lost forever.

Dr. George Schaller - Wildlife Conservationist
Het is een bewolkte zondagvoormiddag. Na enkele weken zien we nog eens grijze wolken. Maar die onafgebroken hete dagen zorgden er wel voor dat de natuur, ondanks haar ultralate start na de winter, haar beste beentje voorzet om de schade in te halen. Her en der duiken de zeldzame vlinders op en zelfs enkele nieuwe waarnemingen voor Vlaanderen. Maar wat heeft dat nu te maken met die grote groep, met vlindernetjes en camera's bewapend, die hier verzameld waren in Begijnendijk ? Het zijn vooral Natuurpunters en biologen die hier in een kring rond organisator Ilf Jacobs staan. Hij neemt ons snel mee naar een graslandje in beheer.
Het doel was wetenschappelijk. Begijnendijk en omliggende gemeenten zijn namelijk de enige plaats waar in Vlaanderen de eens uitgestorven gewaande Bruine vuurvlinder (Lycaena tityrus) nog voorkomt. Nadat de soort in 2008 herontdekt werd, begon er direct een monitoringsproject bij Natuurpunt Studie om deze populatie op te volgen en om aanbevelingen te kunnen doen om deze populatie te versterken voor de toekomst, dit vooral in samenwerking met het Agentschap voor Natuur en Bos dat hier veel terreinen beheert. Het graslandje waar Ilf ons eerst mee naartoe neemt is zo'n beheerd stukje waar men bij het maaien randen laat staan zodat de vlinders -en andere insecten- nog voldoende nectar kunnen vinden om zich te voeden en zo langer de tijd krijgen om zich voort te planten.
Mijn oudste en trouwste lezers zullen zich mogelijk nog herinneren dat ik in 2010 aan een gelijkaardige monitoring deelnam met succes. Toen konden we enkele nieuwe percelen toevoegen aan reeds bekende gebieden. Ook toen was dit graslandje een hotspot voor de soort. We vinden er al snel enkele exemplaren zodat we een zoekbeeld konden ontwikkelen. Het blijft een mooi en verrassend teer vlindertje.
Niet alleen de vlinders doen het dit jaar goed, ik zag nog nooit zoveel Tijgerspinnen (Argiope bruennichi) in Vlaanderen als deze zomer. Ook deze soort rukt al bijna een eeuw stilaan op vanuit het zuiden. Ze komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied, maar heeft zich verspreid naar het noorden tot in Noorwegen en komt tegenwoordig ook in grote delen van Europa voor. Zelfs het eiland Groot-Brittannië werd gekoloniseerd, de spin wordt er sinds de jaren twintig aangetroffen.
Lore amuseert zich rot met mijn macrolens die ze eventjes leent. Inmiddels heeft ze er zelf ook een aangeschaft. De aanblik die zo'n macrolens biedt op de kleine dingen die het leven rondom ons uitmaken is dan ook verslavend genoeg.
Determineerders en veldkennis waren volop aanwezig. Niet alleen in de Lepidoptera maar ook in andere families zoals Roel en Ilf hier gretig demonstreerden.
Ook de jeugd deed leergierig mee !
Dan werd het tijd om ons op te splitsen om andere gebieden te inventariseren, wij gingen onder leiding van Koen Berwaerts naar de Papendel. Het laaggelegen en natte gebied telt vele hooilanden en is in beheer bij Natuurpunt. De naam "papen" doet vermoeden dat het ooit eigendom was van de kerk of van een kloosterorde en dankzij het natte karakter is het gebied nooit voor iets anders gebruikt kunnen worden, hetgeen ervoor zorgde dat de natuur stand kon houden. We zochten systematisch het hoge gras door op zoek naar de elusieve Bruine vuurvlinders.
Dat dit oude hooilanden zijn zag je in de vegetatie, de talrijk aanwezige Ratelaar (Rhinanthus sp.) was net in de zaadzetting gekomen. Dit is een plant dat parasiteert op graswortels en die natte gebieden en geregelde overstromingen nodig heeft voor de zaadkieming en om zijn verspreiding over het grasland te waarborgen.
We vonden in de korte tijd dat we konden meehelpen -tot de middag- helaas geen Bruine vuurvlinders, maar wel grote aantallen van andere soorten zoals dit Landkaartje (Araschnia levana).
Op de vele witte composieten genoten vooral bijen en zweefvliegen van hun maaltje van de dag.
Dan viel Lore haar oog op een bijzondere lichtgekleurde verschijning die zich half verschool in de zee van vochtige grassprietjes: een Eikenpage (Favonius quercus). Helaas kreeg ik de kenmerkende korte oranje band aan de ondervleugel niet goed op de foto maar de dag was voor mij direct nog meer geslaagd dan dat het al was ! Het is een vlindersoort die door de verborgen, zeer hoog vliegende levenswijze zeer gemakkelijk over het hoofd kan worden gezien, ik had ze zelf nog nooit gevonden ondanks haar vrij algemeen voorkomen in Vlaanderen. Ze vliegt meestal hoog in de toppen waar ze zich voedt met honingdauw, het goedje dat bladluizen afscheiden.
Lore en ik moesten hierna jammer genoeg doorgaan voor een verjaardagsfeestje, de rest bleef doorzoeken. Ook andere locaties werden die dag afgezocht. Die paar korte uren in het Hageland hebben daarentegen ons wel mooie beelden en toffe soorten bezorgd ondanks het uitblijven van de soort in de Papendel die voormiddag. Zo eventjes over de regiogrenzen kijken is altijd leerzaam. En ook voor lokale besturen is een zeldzame soort soms "big business" voor het toerisme: de gemeente Begijnendijk weet dat maar al te goed ! Van deze aanpak kan men in de rest van Vlaanderen nog iets leren.

vrijdag 16 augustus 2013

Aan d'oevers van de Dijle

Geel omhuld
d'oevers verguld
hoog een gierzwaluw
in lommerd der eik
ik, koning te rijk
aan d'oevers van de Dijle

Een verre koe mompelt
in verte zomers onweer
dat over velden rommelt
het gras herleeft weer
en wuivend het herboren riet
een avondstond onder de es vervliet
aan d'oevers van de Dijle

Een grote gele kwikstaart
jaagt in volle vaart
de wateren af, vergezelt
het koeren der duiven op 't veld
Licht golvend meanderend,
landschap's creaties veranderend
aan d'oevers van de Dijle

Rondom het dorp krioelen
statige kieviten, wijl de boeren
vlijtig de leemgronden omwoelen
en de wolken hoog mij weg voeren
aan d'oevers van de Dijle

VAG (2008) - Aan d'oevers van de Dijle
Net zoals vorig jaar werd er in het Leuvense terug een Big Jump georganiseerd. Een manifestatie om aandacht te vragen voor proper water in onze contreien, iets waar Vlaanderen sterk achterloopt op de rest van Europa. Met dank aan de politiekers die daadkracht missen. Het thema blijft actueler dan ooit, ook al wordt inmiddels 80% van ons water gezuiverd door Aquafin. Toch is er nog een lange weg te gaan inzake het nitraatprobleem, industriële lozingen en eutrofiëring. Ook ik was dit jaar opnieuw een van de vele duizenden die in Europa in het wilde water sprongen met de hoop ooit terug rivieren te zien zoals onze overgrootouders nog hebben gezien, helder en vol leven.
Dit jaar droeg ik zelfs meer bij dan alleen mijn sprong en bijhorende politieke oproep. Dit jaar werkte ik mee aan de organisatie door vervoer te voorzien, mijn trouw busje, voor het materiaal van de standjes. Niet alleen voor Aquafin, de Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud vzw, Natuurpunt Leuven en de KU Leuven maar ook voor de Natuurstudiegroep Dijleland vzw waar ik in meedraai als bestuurslid en redacteur.
Als de tenten eenmaal opgezet waren konden de spandoeken de aandacht trekken. Binnen een uurtje zou het volk toestromen. De meesten in zwempak want de meteorologische goden werkten mee door ons een zeer warme namiddag te bezorgen. Het had ook al lang niet meer geregend en de Dijle stond lager dan vorig jaar en was haast helder. Het evenement ging door vlakbij de campus op de Celestijnenlaan in Heverlee, op zo'n kilometer van de Leuvense ring af.
De brandweer van Leuven deed nog een laatste kwaliteitstest en ze checkten meteen de veiligheidsvoorzieningen. De Dijle blijft tenslotte een rivier met soms een vrij sterke stroming. Onder de brug wordt dan ook een touw gespannen en nemen vrijwilligers een post in, klaar om driftende drijvers op te vangen. Dat zou vandaag niet nodig blijken, de Dijle was veel minder krachtig dan vorig jaar. Ze was wel om een of andere rare reden kouder dan vorig jaar, mijn theorie is dat dit komt omdat er veel minder slib in was opgelost. Of dat klopt weet ik niet.
Kris, onze voorzitter en ik waren aanwezig voor de Natuurstudiegroep Dijleland. Wij zijn een groep van vrijwilligers die aan natuurstudie doen in onze regio: denk bijvoorbeeld aan de Vuursalamanders die ik reeds 5 jaar monitor in Meerdaalwoud maar ook hamsterinventarisaties, watervogeltellingen, insectenexcursies en dergelijke behoren tot onze activiteiten. Wij zijn actief in de hele Dijlevallei ten zuiden van Leuven, waar de Dijle nog vrij meandert en de regio een zeer hoge landschappelijke diversiteit kent. Om mensen hiermee kennis te laten maken hebben we dit jaar ook een extra uitgave : het Dijleland op zijn mooist. Een bundel van de mooiste natuurgebieden in onze regio, compleet met wat een nieuwsgierige ontdekker er zoal kan aantreffen en vergezeld van vele mooie foto's van lokale fotografen. Dit kadert in de promotie van ons tijdschrift "De Boomklever" dat deze regionale natuurstudie vier keer per jaar bundelt in een populair-wetenschappelijke stijl. Voor de nieuwsgierigen, meer info kan je hier vinden : De Boomklever.
De KU Leuven stand, bemand door biologen waaronder Jan, Martijn en professor Volckaert, mijn trouwe lezers intussen bekend, had eveneens veel succes. Zij hadden, net als vorig jaar, een steekproef genomen in de Dijle en een zijbeekje en toonden de diversiteit die ze vonden. De Dijle is terug een van de mooiste en levendigste rivieren van Vlaanderen geworden met inmiddels terug meer dan twintig soorten vis. Ondertussen is ze ook een belangrijke "snelweg" voor andere dieren zoals de Bever (Castor fiber) en de Weidebeek- en Bosbeekjuffer (Calopteryx splendens/virgo).
Helaas ontsnapt de Dijle niet aan de dreiging van exoten, niet alleen botanisch zoals Reuzebalsemien (Impatiens glanduliflora) maar ook faunatisch zoals deze Blauwbandgrondel (Pseudorasbora parva). Deze werd prompt Frans-Boudewijn van Genechten gedoopt en is nu het huisdiertje van Jan, want exoten terug vrijlaten, dat doen we niet!
Gelukkig zijn er ook diverse inheemse soorten in de Dijle aan te treffen zoals dit Bermpje (Barbatula barbatula), een inheemse bodemvis dat het moet hebben van zanderige bodems en in oeverzones van rivieren en in kleine, ondiepe stroompjes voorkomt.
De klassieker die je in bijna elke Vlaamse waterloop, zoet, zout of brak, kan aantreffen is het Driedoornige stekelbaarsje (Gasterosteus aculeatus).
En dan werd het tijd voor de verfrissende duik om 15 uur stipt ! Een voor een springen we van de kleine steiger af zoals Kiki hier demonstreert.
Het water is zelfs meer dan verfrissend, laat ons zeggen dat het de mensen wakker houdt maar niemand laat het aan zijn hart komen. De vrijheid om in een rivier te springen die men zo goed kent is belonend genoeg.
Een lange wachtrij ontstond aan de ladder. Ook professor Volckaert sprong maar al te graag mee dit jaar en terwijl Jonas een bever nadoet denkt Marjo aan manieren om warm te blijven, uiteindelijk bleek de beste remedie te zijn om tegen de stroming in te zwemmen...
De brug stond vol supporters waar het hoofd met het vele zilvergekleurd haar direct opviel, mijn opa Constant die het hele gebeuren erg amusant vond, amusant genoeg om het begin van de Tourrit te missen.
Ook de jongere generatie had veel plezier in de Dijle. Breng hen zo vroeg mogelijk liefde bij voor hun omgeving en onze toekomst ziet er weer iets rooskleuriger uit met elk kind dat enthousiast meedoet.
En dan komen de organisatoren er ook eens in, vergezeld door Piet De Becker, conservator van de Doode Bemde, die na al die jaren heel goed weet hoe zich als een vis in de Dijle te voelen.
Er waren mensen die er volop van profiteerden en met de bal speelden of elkaar goed nat spetterden. Geweldig om te zien hoe de Dijle vreugde kan brengen, van mij mag dit in de zomer terug een vaste gewoonte worden. Een mooi droombeeld.
Want vergeet niet hoe mooi het kan zijn, onze natuur ...
... want langs de Dijle lijkt het licht soms boterzacht te spelen met de Ruwe smeerwortel (Symphytum asperum). Soms lijkt het een sprookje. Het is aan ons om dat sprookje te bewaren voor de kinderen van onze kinderen. Elke dag weer.

dinsdag 13 augustus 2013

Ingedijkt Zeeland

For most of history, man has had to fight nature to survive; in this century he is beginning to realize that, in order to survive, he must protect it.

Jacques-Yves Cousteau
Er is geen enkel land dat zo overduidelijk de sporen draagt van het gevecht tegen de natuur dan Holland. Al eeuwenlang vechten Nederlanders tegen de zee en het water op de drassige gronden van hun lage landerijen. Dijken, grachten, molens, afsluitingen ... alles werd ingezet om te winnen. En winnen deden ze. Ontpolderingen werden het succesverhaal van het land. Nieuwe steden verrezen op gronden waar slechts een aantal jaren voordien nog platvissen de bodem afschuimden. Het zit in de Hollander zijn geest ingebakken. Land is alles. Daarom is het zo moeilijk om hen te overreden de mariene natuur terug een kans te geven op de eens zo moeizaam veroverde polders. Denk maar aan het verhaal van de Hedwigepolder dat al jaren aansleept: in een verdrag met Vlaanderen onderschreef Nederland het belang van de ontpoldering van ruim 650ha landbouwgrond zodat de getijdennatuur van de Westerschelde, uniek in Europa, terug alle kansen krijgt. Soms loont dat de moeite, zeker in ontwilderde tijden als vandaag. Een van de provincies dat meermaals getekend werd door waternoodsrampen is Zeeland. Nu is het een bloeiende provincie vol natuurwaarden en toeristische trekpleisters, doorsneden door indrukwekkende dijken en bovenal de Deltawerken om de grillige Oosterschelde te temmen. Dat is meer dan gelukt, de Oosterschelde verliest stilaan haar zilte karakter en is nu een populaire bestemming voor duikers en zeilers. Begin juli bezocht ik deze provincie weer, voor een hernieuwd contact met de Noordzee. Een kleine impressie ...
Kinderen denken niet aan de kwalijke streken van de zee of de invloed van de mens op zijn landschap. Zij spelen en richten prachtige, vergankelijke bouwwerken op in het zand.
Ook voor Darko telt alleen het nu. En het balletje.
In de ondergaande zon lichten de zeilboten in een volmaakt diepgekleurd schilderspalet. Ook dit is Holland. Want ondanks hun gevecht met de zee sinds eeuwen heeft de doorsnee Nederlander, zeker hier in Zeeland, een zoutgerand hart.
Om de stranden lekker zanderig te houden zijn strandhoofden nodig die de wegspoelende stroming van de golven breken en zo erosie van de stranden tegengaan.
Meeuwen profiteren er mee van, het strand biedt voedsel en rustplaatsen als de strandgangers naar huis zijn.
Na heel veel heen- en weergeloop is Darko eindelijk moe. Even rusten, neerploffen op het zand, het is zowel voor de hond als voor het baasje een aanrader op deze mooie avond. Een zeebriesje licht af en toe de haren op.
Aan het water vervlieten even snel als ze gekomen zijn vier amazones op hun paarden, het geklepper van de hoeven en de kracht van de zware lijven komt boven het golfgeruis uit.
Twee jaar geleden bekende ik mijn voorliefde voor mooie strandhutjes. Dat roept de zomer op. En wat voor zomer kregen we dit jaar ... Daar is dit simpel staaltje huisvlijt niet vreemd aan denk ik.
Dan zijn we weer aan het dwalen langs de af en toe loeiende koeien van de platte en diepgroene polders, op de achtergrond steevast een kerktoren die het landschap orneert zoals hier in Domburg.
Maar verrassend waren de wegen in de polders, hier rond Domburg afgelijnd met metershoge hagen, ideaal voor vogels, insecten en een sporadische slanke marterachtige die snel het struikgewas induikt zonder zich te bekommeren om juiste determinaties.
Trieste getuige van de geschiedenis is deze oude bunker, nu begroeid, vergeten en bespoten.
Niet te vergeten is de intelligentie van Kauwen (Corvus monedula) die perfect weten waar mensen aan het ontbijten zijn. Een nieuwe dag betekende hier in Domburg de kruimels van het ontbijt in het gras gooien onder het toeziend oog van de Kauwtjes.
Een andere getuige van menselijke inmenging is deze vliedberg. Vliedbergen, hoewel behoorlijk bediscussieerd, zijn nog steeds een raadsel maar de consensus is dat het verhogingen waren, door mensen opgeworpen, waarop een mottekasteel gebouwd kon worden. In de late middeleeuwen, 12e tot 14e eeuw, was er namelijk geen centraal gezag en de diverse heren moesten zich steeds weten te verdedigen.
Vliedbergen worden vooral aangetroffen in de provincie Zeeland en kunnen van vijf tot twaalf meter hoog zijn. In het lage landschap zijn het dominerende zichten.
Eveneens dominant, naar Hollandse gewoonte, zijn de grachten voor de afwatering van het gebied. De bekende windmolens waren ook mee ingeschakeld tot een niet zo ver verleden als waterpomp. Men moest actief blijven vechten voor het land.
Hedendaagse Hollanders genieten nu vanop hun stalen ros op zeer goede fietspaden van het afwisselende landschap in Zeeland. Duinen, dorpjes en polders wisselen af met strandzichten.
Ook ik ben op het zadel geklommen voor een verkenningstocht van 85km langs de eilanden Noord- en Zuid-Beveland. Een van mijn doelen was de Oosterscheldekering en Neeltje Jans, onderdeel van de Deltawerken. Een afsluitdijk met sluizen die op rustige dagen de connectie van de Oosterschelde met de Noordzee verzekeren maar bij stormweer een onneembare vestiging vormen voor het samenspel van wind en water.
Als kind was ik er al door gefascineerd want eigenlijk is het geheel een machtige, levende machine. Als bioloog gezien kan het altijd beter met de connectiviteit -denk maar aan de ingesloten Bruinvissen (Phocoena phocoena)- maar als ik me terug verplaats in het kind dat ik was, met de betovering van techniek, dan voel ik terug de ontzag. Een ontzag die gestalte krijgt door de naam, oorspronkelijk van een boot die op de zandplaat, het fundament van Neeltje Jans, vastliep maar eigenlijk de volkse benaming van de heidense godin Nehalennia. Nehalennia was een inheemse beschermgodin die in het begin van onze jaartelling in Gallia Belgica vooral door zeelui vereerd werd rond de Scheldemonding. Haar cultus is ons enkel bekend door altaren die gevonden werden hier in Zeeland. Ze beschermt nog steeds haar stamvolk.
Van de verschillende rampen van het verleden is weinig meer te zien. De rust heerst op deze warme zomerdag. Ver weg van de toeristische drukte van de stranden genieten fauna en flora van de zomer.
De zeebries zorgt ervoor dat het aangenaam fietsen wordt langs de Oosterschelde. Een eenzame visser en een paar andere fietsers kom ik nog tegen maar het is duidelijk dat dit een ideale détente is na een intensieve maand voorbereidingen en thesisverdediging.
Het wordt stilaan een mantra maar reizen, hoe kort ook, is zich ook laten verrassen door toevallige ontmoetingen. Zoals vader en zoon bij deze Citroën ID19 uit 1967. De vader, die hem speciaal voor mij in het zonnetje reed voor foto's, had hem uit Frankrijk gehaald eenentwintig jaar geleden met slechts 100 000km op de teller en heeft hem liefdevol gerestaureerd. Een prachtige rijmachine met de Franse slag, de soepel lopende motor is daar niet vreemd aan net als de hydraulische vering die de auto een zwevende kwaliteit geven.
Dan ben ik weer op de trappers, de dijken op richting de Inlagen van Colijnsplaat. Diverse vegetatievormen vergezellen mijn tocht op de schrale ondergrond van de stenen dijken. De Inlagen van Beveland (in het lokale dialect ook kupen genoemd) zijn overblijfselen van in het verleden verdronken polders die buffers vormden tussen de zee en de achterliggende polders. Door hun verzilting waren ze voor de landbouw waardeloos, nu zijn het authentieke rijke natuurgebieden.
Zo bloeide er overal dit vetplantje: Muurpeper (Sedum acre). Het is, zoals andere vetkruiden, geen veeleisende plant die voorkomt op droog zand, tussen stenen, muren of op rotsen, mits de ondergrond maar wat kalk bevat. Heel typisch is dat het plantje naar peper smaakt.
En terwijl een vissersboot naar de veilige haven terugkeert ...
... is Holland nog steeds bezig met dat eeuwige gevecht tegen de zee. Het blijft een hele uitdaging in de 21e eeuw met de komende klimaatsveranderingen ... Toch slaagt Zeeland tegenwoordig erin haar gevecht zachtjesaan te doen zonder de natuur te bruskeren. Integendeel, vele polders zijn natuurreservaten en de uitgestrekte stranden en duinengordels bieden vele kansen aan de bijhorende flora en fauna. Altijd een prachtige streek voor een korte biologentocht !