"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

woensdag 29 oktober 2014

Lokroep van kalk en stenen

Instructions for living a life: pay attention, be astonished and tell about it.
Mary Oliver
Het leven is pas leven als je jezelf openstelt voor verrassingen zoals Mary Oliver al liet noteren. Ik kan haar alleen maar gelijk geven, aangename verrassingen doen het hart opspringen en de ogen dansen van blijdschap. Dat was toch wat ik gewaar werd op die late augustusdag, bij een nieuw bezoek aan de Viroin, toen ik op de heuvels bij Doischy mijn ogen uitkeek op de benevelde donkere stenen en het lichte zomergras, een aanblik dat onverandelijk de Alpen evoqueerde. Het is een aanblik dat men maar zelden verwacht aan te treffen in België. Ik was verrast.
Brokstukken van een oude steengroeve lijnden de schrale graslanden af en zorgden mee voor het alpiene uitzicht, iets dat de groeiende planten ook niet ontging...
... want planten zoals wit vetkruid (Sedum album) en steenbreekvaren (Asplenium trichomanes) zijn typische planten van stenige bodems die hun oorsprong kennen in de berggebieden van Europa. Steenbreekvaren is daarnaast ook biogeografisch interessant omdat deze quasi overal ter wereld voorkomt op stenige substraten, van Afrika tot Amerika, van de Himalaya tot in Europa. Het lijkt wel een bekend liedje ...
Ze getijen hier weelderig en zorgen samen met de andere planten zoals de rijpende sleedoornbessen en de felle kleuren van de bramen voor dat toefje herfst dat stilaan in de lucht komt.
Een late rups van koninginnepage (Papilio machaon) is haar eigen blitse zelf terwijl ze het diner afwacht op één van de vele schermbloemigen die hier nog bloeien.
De nevels zorgen voor prachtige taferelen dichtbij de bodem zoals de druppels als parels op dit klokje (Campanula sp.).
Als Reinhardt en ik dan richting de andere kalkgraslandjes vertrekken, op zoek naar leuke foto-onderwerpen en even leuke flora, groet de kerktoren van Treignes ons al in de verte.
De regenachtige dag schijnt geluk te brengen want in tegenstelling tot het ene plantje van vorig jaar werden sommige graslanden nu bij momenten massaal bezet door prachtige, vaak uitbundig bloeiende, Duitse gentiaan (Gentianella germanica). Ondanks haar naam komt deze plant eigenlijk van nature voor van Engeland, over Frankrijk en de lage landen tot in de Balkan.
Maar de Viroin is eerst en vooral nog altijd een streek gevormd door de landbouw en langs de wegen vindt men dan ook nog steeds akkers waar tussen de reeds geoogste graanstoppels typische ruderalen groeien zoals akkerviooltje (Viola arvensis) dat deels via zaaigoed door mensen bijna wereldverspreid is en akkervergeet-mij-nietje (Myosotis arvensis).
Maar de Viroin is niet alleen een plaats om steeds met plezier tegen de kleine dingen aan te kijken zoals Henry David Thoreau schreef: "and yet employed myself happily and profitably there prying with microscopic eye ..." maar het is ook een streek met prachtige landschappen die stilaan hun herfstige opsmuk voor de spiegel van mijn lens opbrachten.
Toch wordt het oog van de natuurliefhebber steeds terug naar die kleine dingen getrokken. Een vochtige augustusmaand zorgde voor een ongeziene vroege explosie van paddenstoelen en die diversiteit was ook merkbaar in deze graslanden.
Die neus dicht tegen de grond brengt Reinhardt plots in vervoering als hij in het hoge gras één van zijn doelsoorten ontdekt: kleinjwarkruid (Cuscuta epithymum). Het is een sierlijke plant dat de hele zomer bloeit met rooswitte bloemetjes, dat zich om de stengels slingert en op deze kruidachtigen van de kalkgraslanden ook parasiteert door met zuigorgaantjes, de zogenaamde haustoriën, de plant binnen te dringen en zo voedingsstoffen en water te ontnemen..
Intussen is het weer aan het opklaren en worden de vlinders, zoals dit tweede generatie bruin blauwtje (Aricia agestis), tot vliegen gelokt door de snel opwarmende lucht. Een van oorsprong Centraal- en Zuid-Europese soort is dit een van de vele insecten die profiteren van het warmere klimaat om noordwaarts op te schuiven. In Groot-Brittannië heeft ze zo haar areaal maar liefst 79 kilometer opgeschoven naar het noorden.
Prachtige bloemrijke graslanden zijn hier geen uitzondering.
Om dat te behouden is natuurbeheer broodnodig. De Viroin is een landschap beïnvloed door eeuwenoude landbouwpraktijken waarbij begrazing van de arme gronden door schapen, zoals in de heidegebieden, van cruciaal belang was. De soorten hier hebben zich massaal aangepast aan dat begrazingsregime. Toen de moderne landbouw en de bijhorende maaibalken en bemesting zijn intrede deed, verloren we in snel tempo de natuurlijke rijkdom van dit gebied, een natuurlijke rijkdom die ooit door mensen -onbewust- gecreëerd werd. Thans gebruikt men terug lokale schapenrassen, zoals Ardense voskop, een link met het verleden om de toekomst van onze biodiversiteit te garanderen.
Buiten de natuurgebieden regeert nog wel de moderne landbouw maar dergelijke oude tractoren als deze David Brown hebben ook hun charmes.
Op de Roche à Lomme staat het trouwe kruis nog steeds als een baken in het uitgestrekte landschap van de vallei van de Viroin die aan de voet van de rots stroomt.
Het is hier dat we een nieuwe soort voor mij ontdekken: afgesleten rotsvlinders (Lasiommata maera) vliegen druk over de witte kalkstenen en blijven slechts zelden zitten.
Paarse parelmoervlinders (Boloria dia) profiteren eveneens van de plots doorgebroken zonstralen.
Herfsttijloos (Colchicum autumnale), nog een andere zeldzame plant, bloeit in ijle schoonheid langs de paden. Oorspronkelijk komt ze uit het Middelandse zeegebied maar komt nu in heel Europa voor. Ze oogt heel onschuldig maar ze bevat colchicine, een zeer sterk alkaloïde, dat regelmatig jonge kinderen trof die de zaadddozen als ratelaars gebruikten en al eens zaden opaten. In beperkte doses is het een ontstekingsremmend middel maar wegens het gemakkelijk overschrijden van een geneeskundige naar een giftige dosis wordt het niet meer gebruikt. In de middeleeuwen waren die ontstekingswerende eigenschappen enigszins bekend en droeg men de knol als amulet om zichzelf te beschermen tegen de pest en tandpijn.
Een andere interessante vondst op de rotsen is bloedooievaarsbek (Geranium sanguineum), interessant door het vormen van een kluwen van ondergrondse wortels waaruit verschillende stengels groeien die een roodachtige schijn hebben en donkergroene bladeren dragen met roodpaarse of helderrode bloemen. De naam lijkt zo een vanzelfsprekendheid. Ook deze plant prefereert kalkrijke en voedselarme bodems en heeft hier dus een ideale thuishaven gevonden.
En terwijl deze schattige gele bolletjes aan mijn voeten de lens begroeten ...
... groet een mestkever, acrobatisch balancerend op zijn grassprietje de nazomer die, zo blijkt nu, nog lang haar einde niet kende. Dit beestje was een van de vele, kleine, verrassingen van die dag en herinnert mij steeds weer aan het leuke van natuurlijke verrassingen... Dat gevoel zal ik steeds proberen om te blijven delen.

zondag 19 oktober 2014

In de tuin

The reward of our work is not what we get, but who we become.
Paulo Coelho
Het is oktober, de zonnebloemen zijn stilaan uitgebloeid, de rode valeriaan heeft zijn nectar gegeven, de sleedoornbessen worden al volop door de vogels belaagd en geconsumeerd. Het is herfst in de tuin van mijn grootouders. Een laatste zucht voor het land terug in slaap gaat na de lange, lange zomer. In mijn witte stoel denk ik even terug aan het voorbije jaar in dit stille hoekje, geniet u even mee ?
April meldt zich aan in het frisse groen van de gele lis in mijn vijver en een dotterbloem groet met zijn gele bloemblaadjes de eerste insecten.
Maar de avonden, hoewel ze inkorten, zijn nog lang en de dagen zijn al eens regenachtig. Het zorgt voor ideale excuses om mij terug te trekken in mijn klein werkkot en aan een nieuw project te beginnen: de restauratie van een verrotte tuinbank. De zijsteunen zijn in gesmeed ijzer en werden geschuurd en opnieuw gelakt.
De tuinbank, die ooit recht van een tuincentrum kwam, vertrouwde voor de structurele stevigheid enkel en alleen op de zitplanken en twee reepjes ijzer die de planken verbonden. Het moge duidelijk zijn dat, door de tand des tijds en het jarenlange buitenstaan, die repen ijzer verroestten en het hout verrotte waardoor de stevigheid allang een verleden feit was en de bank steeds schever ging leunen. Om dit in de toekomst te voorkomen zorgde ik ervoor dat tussen de zijsteunen nu ook een stevige houten balk gemonteerd staat.
Bij droog weer laat ik de bank eventjes voor wat het is en kijk ik met genoegen naar de groeikracht van opa's moestuin.
Wanneer de zomer aanbreekt, speel ik stilaan samen met Darko oppas voor Flupke, ons nieuw langorig lid van de familie, als die in zijn ren zijn pootjes uitslaat. In die eerste weken was het een ontsnappingskunstenaar die zelfs tegen de draad opklom. Nu hij wat gegroeid is, is die spannende periode voorbij.
Darko is altijd bij mij te vinden, in de tuin of in het werkkot of aan m'n voeten bij de computer. Bij het schrijven van deze blogpost, 19 oktober, is hij alweer vijf jaar geworden. Het is een herinnering aan hoe snel de tijd vliegt. Het jaartal 2009 ligt nu al zover in het verleden en nu zien we 2015 verschijnen, een jaartal waarover we lazen in 2000 of 2005 en dat zo ver lag... Het maakt een mens bescheiden.
En dan barstte de zomer los in de wilde bloemenborder.
In de rotstuin verspreidt de lavendel al een zachte geur en is het nog even wachten op de bloei van de citroenmelisse maar beneden dit forse geweld groeien mossen en vetplantjes aan rustig tempo verder tussen de kasseien en de oude boerentegels die ik op mijn wandelingen in Mollendaal soms vind, de boeren gebruiken deze samen met ander steenmateriaal om kuilen op te vullen.
De frambozen kleurden ook dit jaar zoet rood.
En terwijl de haan fier rondkijkt in zijn harem ...
... vormt de appelboom na de grote voorjaarssnoei volop nieuwe loten.
Intussen is de bank stilaan afgeraakt. De nieuwe zitplanken liggen erop en hebben een echte kleur van een boerderijdeur, zoals ik me nog herinner van bij bompa Jean, gekregen. Nu is het tijd om glad te schuren en te polijsten. Het verschil is duidelijk te zien, en belangrijker nog, te voelen na de behandeling.
Af en toe kom ik ook in mijn werkkot, tussen de auto-onderdelen, houtschilfers en opbergkasten ook een beetje natuur tegen zoals deze huismoeder (Noctua pronuba) die op een oude tweetaktmotor even kwam rusten.
En dan is het eindelijk zover na een drietal maanden: de bank staat er weer in volle glorie. Er zijn weinig dingen die zoveel voldoening geven dan een dergelijk projectje met eigen handen aan te pakken en tot een goed einde te brengen ...
Anderhalf maandje later houdt de bank nog steeds stand en torent een zonnebloem boven de moestuin uit tot groot jolijt van de bijtjes.
De herfst breekt aan, het uitbundige, levendige groen maakt plaats voor een donkerder, meer ingetogen kleurenpalet in de tuin. De groeikracht van de bloemen is voor dit jaar uitgeput.
De paddenstoelen nemen stilaan het decor terug in en ik denk terug aan mijn projecten en mijn werkjes in dit kleine stukje tuin dat ik van de grootouders kreeg. Dit boetseert mij tot, hopelijk, een meer ontwikkeld en verbeterd mens, mijn tuin en mijn gereedschap. Ik zou het voor geen geld ter wereld willen missen.

woensdag 1 oktober 2014

Waaien op de kliffen

"La mer est tout! Elle couvre les sept dixièmes du globe terrestre. Son souffle est pur et sain. C'est l'immense désert où l'homme n'est jamais seul, car il sent frémir la vie à ses côtés. La mer n'est que le véhicule d'une surnaturelle et prodigieuse existence; elle n'est que mouvement et amour."

Jules Verne - Vingt mille lieues sous les mers
Mijn autodeur klikt open en de eerste felle windvlaag speelt al met mijn hemd. De parking is bezet met auto's van mensen die net als wij de frisse zeewind opzoeken. Een idee voor een uitstapje naar de Belgische kust werd onderweg in de auto plots een "waarom niet?" verhaal van slechts een vijftigtal snelwegkilometers verder: de Opaalkust. Het idee werd enthousiast onthaald en daar staan we dan op de parking van Cap Blanc Nez, ik slechts gewapend met mijn kleine Canon fototoestel en verrekijker. Het werd een heerlijke natuuruitstap zonder veel gewicht op mijn rug: back to basics.
Daar strekt zich in meerdere tinten blauw de engte uit van het Kanaal. Op deze lichte augustusdag zijn de beroemde witte kliffen duidelijk zichtbaar aan de horizon: een witte streep tekent zich af tegen de trillingen van de opwarmende lucht.
Het mooie van dit zomers bezoek, tegenover mijn vorige keer in de vroege lente, is dat het in de kalkrijke gronden nu krioelt en broeit van leven. Zo tref ik er dit zeldzame plantje aan: een gentiaan, wellicht Duitse gentiaan (Gentianella germanica) die zoals de meeste gentianen pas vanaf de late zomer bloeit.
Temidden van de steeds fladderende vlinders en het stille gebulder van de wind is er toch een vreemde kalmte. Ik ben niet de enige die dat opmerkt... Deze kaap heeft iets dat je zelden vindt. Een belofte van oudere tijden misschien ? Als er weer een ferry de nauwe en bij wijlen verraderlijke zeestraat overvaart, is het niet moeilijk om oude stoomraderschepen of zeilschepen voor te stellen. Dat is de magie van La Manche.
Al snel dalen we af naar de voet van de kliffen waar de toren van de kaap het zicht beheerst achter Siel en Sarah en waar een uitgestrekt strand en tientallen jonge drieteenmeeuwen (Rissa tridactyla) ons opwachten. In maart zagen we de nestvoorbereidingen, nu zijn de jongen al bijna allemaal volgroeid door de voortdurende zorg van beide ouders die steeds hun vleugels uitstrekten naar de zee in hun voortdurende plicht om voedsel te vinden voor hun kroost.
We bleven enkele uren slenteren op het strand, een attitude waarbij een onverwacht zakje friet en ook een impromptu plons in het water bijhoorde; want zwemmen in de Noordzee, dat had ik al veel te lang niet meer gedaan. De tijd vertraagde als ik de mensen onbekommerd zag genieten van de natuur en zag zoeken naar leuke vondsten tussen de stenen en de getijdenpoelen.
Want Cap Blanc Nez staat nog altijd om één ding voornamelijk bekend: de vele fossielen die men in en tussen de keien kan vinden. Wij hebben op die warme augustusmiddag ook succes als we ons enkele tientallen minuten wijden aan het minutieus doorzoeken van de keitjes zoals Sarah demonstreert.
In sommige blokken van kleiachtig krijt kan men ook hele fossielen vinden.
De voortdurende verwering van de krijtrotsen zorgt steeds voor nieuwe vondsten en de rotsen zelf zorgen voor gezuiverd regenwater dat insijpelt en uiteindelijk terug vrijgegeven wordt aan het land.
Een zelfde dynamiek maar met een heel ander uitzicht ontdekt men enkele kilometers verder bij het eveneens toepasselijk benoemde Cap Gris Nez waar de grijze rotsen de zee trotseren. De naam komt van het oud-Nederlands "Swartenesse" waarbij "nes" een landtong betekent. Hier sta je het dichtste bij Engeland vanop het vasteland.
De geschiedenis van dit strategisch punt is sterk gelinkt met verdedigingslinies, gaande van Napoleon Bonaparte tot de Atlantikwall van de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Nu is dit een radarpost van de Franse defensie waar talrijke vlinders profiteren van de relatieve storingsvrije gronden. Ze worden vol ijver gevolgd door Siel's fototoestel want ook zij heeft nu een vlindergids en wil dringend bijleren in haar determinaties.
Vijftig meter boven de zee heerst hier de eeuwige zeewind die de bomen vormt en beknot. Het doet denken aan Texel, één van de Waddeneilanden, waar men hetzelfde fenomeen kan aantreffen. Maar als men dan de schapen ziet grazen waant men zich in Wales. Het is een plek met meerdere gezichten, vol variatie.
Hoewel de tijd vertraagt, nu ik zo licht bepakt ben en we rustig van plaatsje naar plaatsje kunnen kuieren, toch gaat ze eens voorbij en is het weer tijd om een laatste blik op de inmiddels bekende toren te werpen. Dit gebied is getekend door haar band met de zee. De zee is hier alles. Ongebonden en vrij. Zo voelt het ook ... en zo hoort het te blijven.