"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

zaterdag 22 februari 2014

Hoog op de venen

Humans are disappearing from the outdoors at a rate that would make them top any conservationist's list of endangered species.

Tim Gill
Zoals vaker het thema weerklonk op deze blog is de Westerse mens het contact aan het verliezen met zijn omgeving en de natuur die ooit zijn thuis was. Toch is er niet veel voor nodig om dat contact te herwinnen. Wilde stukken land zijn er nog te vinden, zelfs in een dichtbevolkt land als België. Een wildernis waar het oog huis noch bebouwing vindt en waar 's nachts het donker heerst. Het hoogste en ruwste stuk van ons landje: de Hoge Venen, met 4500 hectare het grootste natuurreservaat dat we rijk zijn.
Hoog op het veenplateau, de onderliggende basis een oude leistenen bergrug meer dan zeshonderd meter boven de zeespiegel, kan het oog alle kanten uitdwalen vanop het kijkplatform aan de Signal de Botrange. De winterse stilte palmt het land in.
Op een vroege februariochtend staan wij hier met onze telescopen in een poging om een glimp op te vangen van de met uitsterven bedreigde lokale populatie van Korhoen (Lyrurus tetrix). Door een grote veenbrand in 2011 is de populatie helemaal gedecimeerd tot slechts enkele individuen en zijn ze genetisch gezien eigenlijk al zo goed als uitgestorven tenzij men heruitzettingen overweegt. Maxime speurt de horizon af.
Ineens vang ik een glimp op van zwarte vlekken die hoog in berken zitten. Jawel, dat zijn ze ! Ware "boskiekens" zoals ze daar in de bomen zitten. Het zijn mannetjes: pekzwart met de opvallende witte vleugelstreep. Misschien even inzoomen ?
Zo zijn ze al iets beter te zien. Zij zijn de laatste exemplaren in België sinds het uitsterven van de andere populatie op de Kalmthoutse heide. De toekomst ziet er niet rooskleurig uit, het is weer het oude verhaal van habitatsverlies. Toen de mens de heide begon te verbouwen of vol te bouwen en de venen begon droog te trekken voor landbouw of bosbouw verloren de Korhoenen de uitgestrekte open vlakten afgelijnd met bos die zij prefereren.
Na onze ochtendlijke observatie van deze deftige vogels besluiten we om een wandeling te maken, op zoek naar andere waarnemingen en landschappen. Jan zag het helemaal zitten.
Dit is de koudste regio in ons landje met de meeste sneeuw- en regenval. Het is te zien ook, heel de rit naar hier sinds Leuven was de winter groen en bruin gekleurd tot we op dit uitgestrekte hoogteplateau kwamen dat flonkert in de zon in haar verworven witheid. Dit plateau ontstond in het Tertiair toen de zee zich terugtrok, de Ardennen door tectonische activiteit zich terug verhieven en deze plat geërodeerde vlakte plots een hoogvlakte werd. Door de doorlopende natte omstandigheden en de schrale, slecht waterdoorlatende bodem werd dit een regio waar planten en organisch materiaal zeer traag afbraken: ze vormden hoogveen. Een ideale groeiplaats voor veenmossen (Sphagnum) die tot twintig keer hun gewicht in water kunnen vasthouden en verzurend werken: de veenvorming is in een versnelling gekomen en hedendage vinden we metersdikke pakken natte turf waarin in het verleden af en toe mensen en dieren verdwenen. Een intrigerende geschiedenis !
Het veenplateau is een van de belangrijkste waterreservoirs in België en levert onder andere het bronwater van Spa aan. Door de trage insijpeling wordt het water zeer zuiver van kwaliteit en door de turflagen bevat het ook vele mineralen. De rijkdom aan water is ook te zien als men hier rondwandelt, her en der vormen zich beekjes die naar de lagere landerijen stromen.
De randen van het plateau worden gekenmerkt door -oude- productiebossen van dennen waar het zonlicht tussen komt piepen. Door het andere klimaat en de uitgestrekte dichte dennenbossen voelen ook andere dieren zich hier thuis zoals de Ruigpootuil (Aegolius funereus) en de Dwerguil (Glaucidium passerinum), normaal soorten die men verwacht in Scandinavië en Midden-Europa.
Het was mijn eerste volwaardig natuurexcursie in de Hoge Venen en ondanks de koude stilte en de onbewogenheid van de fauna was ik al snel verloren in wilde gedachten zoals ik in België niet vaak meemaak. Ik sta al te popelen om de insecten- en florarijkdom te bewonderen als de lente komt. Maar nu rust het veen nog even onder de bevroren sneeuw.
We dalen het plateau af richting het Brackvenn, vlakbij de Duitse grens. Hier zijn we op 'slechts' 400 meter hoogte en de sneeuw is verdwenen als, wel, sneeuw voor de zon.
In de schaduw en op de kleine schaal heerst de winter nog stilletjes.
We dalen langs smalle beijzelde rotspaadjes af naar een typische Ardense bergrivier waar het water zacht ruist en de stenen rondt. Waarlijk rustgevend, ook voor Simon en Pieter.
Even terug uit het rivierdal opstijgen en we belanden op een nieuw veenplateau: het Brackvenn. Het bordje dat aanduidt dat dit reservaat is, toont ook het nationale symbool van het natuurpark Hoge Venen: de zeer zeldzame Zevenster (Trientalis europaea).
Veenbranden zijn van alle tijden. Net zoals het in 2011 desastreus was voor de natuurwaarde van het gebied -onder andere door stikstofvrijzettingen waardoor Pijpenstrootje (Molinia caerulea) erg snel kon oprukken en de heide- en veenplanten kan overwoekeren- was het in vroegere tijden desastreus voor de lokale bevolking die op de moeizaam veroverde heide- en graasgebieden het voedsel voor hun vee zagen verdwijnen. Ook blijven veenbranden soms maanden smeulen en kunnen ze plots terug fel opflakkeren. Dit kruis herinnert aan enkele bewoners die zo hun leven verloren in 1872.
Het hoogveen is nog steeds onder hoge menselijke druk, naast de verwoestingen van de veenbrand is er de hoge recreatiedruk, de stikstofafzetting via neerslag, de ontwatering voor drinkwater. Gelukkig is het een dergelijk groot beschermd gebied dat de invloed van de mens redelijk en relatief beperkt blijft. Hopelijk blijft dit een stuk wildernis waarin onze kleinkinderen nog zullen kunnen dwalen... Terug de natuur in.

dinsdag 11 februari 2014

Slapende fladderaars

Man's attitude toward nature is today critically important simply because we have now acquired a fateful power to alter and destroy nature. But man is a part of nature and his war against nature is inevitably a war against himself.

Rachel Carson
Voor ik begin met deze blog zou ik u eens een verbeeldingsspel willen voorstellen. Stelt u eens in de plaats van een vleermuizenfamilie. Laat ons teruggaan naar hun bet-over-over-overgrootouders. Word u maar wakker. Kijk eventjes rond u, de andere fladderaars zijn er ook, gezellig tussen de kiertjes van een ijskelder die net in ongebruik is geraakt. Die tweebenige rare beesten hebben sinds kort een koelkast, wat dat ook moge zijn. Het geeft wel rust hier. U rekt uw vleugels eventjes uit en geeuwt met uw scherpe tandjes de vochtige lucht vaneen. Rondom u hoort u beweging, het zijn uw familieleden van de kolonie die zich gereed maken voor een van die prille lentenachten met malse en knapperige insectjes in de lucht, zo voor het grijpen eens de echo verwerkt is. U verheugt u er al op want die lange winter dat uw metabolisme op een laag pitje stond en u wat doezelde en sliep, maandenlang, heeft haar sporen nagelaten op uw lijf en leden. Er is dringend wat extra proteïnen- en vetopslag nodig ! Geen punt want ook hier helpen die rare tweebenigen. Langs hun weiden en akkers zijn er gemakkelijk te volgen struikjes en kanten vol met bloemen en dat lokt nu eenmaal enorm veel insecten. Gezond voedsel voor een fladderaar als u en ik. Het is een goed leventje zo.

Stelt u nu eens in de plaats van hun kleinkinderen na zovele generaties. De insecten zitten vol insecticiden waarvan de langetermijneffecten niet altijd even goed bestudeerd zijn. Ook de plaatsen met een rijk buffet zijn in aantal afgenomen. Moest dit een stad zijn, zou men het nu bijna een spookstad noemen. Enkel hier en daar zijn er nog een paar goede restaurants te vinden. En dan nog te zwijgen over de huisvestiging! Wat er is, is niet altijd even goed qua temperatuur en vochtigheid in de winter en dan zwijgen we nog over het verval van enkele oude gebouwen waar eens hele kolonies zich bevonden en die nu ingestort zijn of ongeschikt zijn geworden. En dan die tweebenigen. Wat is er toch in hun gevaren ? Geen rijke gras- of struikkantjes meer. Geen open ruimtes meer in hun hermetisch gesloten huizen. Steeds minder en minder bossen! Wat heeft dat toch te betekenen ? Hoe moet een deftige vleermuis als u of ik hier nu een gezin grootbrengen?

Dit, mijn beste lezer, is een wat mooier omschreven realiteit van onze huidige vleermuizenpopulaties. Dankzij het herstel en restauratie van enkele vleermuisgeschikte plaatsen zoals bunkers en oude ijskelders is de achteruitgang deels een halt toegeroepen: de winteroverleving is een belangrijk aspect in vleermuizenbescherming. Maar dan heeft men nog niks gedaan aan voedselzekerheid, een nijpend probleem bij meer soorten dan vleermuizen ! Om de populaties te monitoren gebruikt men het verschijnsel van de kolonievorming in winterslaapplaatsen om jaarlijkse tellingen uit te voeren. Zo heeft men een graadmeter voor de populaties van de verschillende soorten. Eind januari heb ik aan zo'n monitoring meegewerkt in het Hageland, een korte impressie van die knappe fladderaars die ons zo'n dienst bewijzen door lastige muggen en vliegen weg te vangen!
Het is evenwel geen job voor claustrofobisten of mensen met hoogtevrees. Helaas ben ik van de laatste categorie. Afdalen op een uitschuifbare ladder in een donkere ijskelder is niet echt mijn ding, gelukkig was dat maar één keer nodig en was er volk genoeg om te tellen en te helpen terwijl ik met de zaklamp bijscheen. Maar ik kon mij zeker nuttig maken in de gangen bekleed door bakstenen of ijzerzandstenen waar tussen de kiertjes de kleine fladderaars hun schuilplaats opzoeken.
Soms hangen ze gewoon aan het plafond zoals hier op de koepel van de diepe ijskelder. Dit was een soort die we op deze ronde het meeste zouden tegenkomen: een Baardvleermuis species. Hier speelt het probleem dat de Baardvleermuis (Myotis mystacinus) slechts van dichtbij te onderscheiden is van Brandts vleermuis (Myotis brandtii) door te kijken naar het gebit en dat is in de meeste gevallen vrij lastig in diepe ijskelders of hoge gewelven! Bovendien wilt men deze kwetsbare dieren toch niet al teveel verstoren. Daarom worden zij bij winterinventarisaties als "baardvleermuis species" ingegeven en kan men erop los tellen van zodra men de typische harige beestjes ziet.
Toch moet men in de andere 90% van de gevallen heel goed de kiertjes en gaatjes afspeuren naar de stille snurkers zoals deze Franjestaart (Myotis nattereri), normaal te herkennen aan het felle kleurcontrast tussen boven- en onderzijde maar nu vooral aan de opwippende oortjes.
En zelfs in een oud prieeltje, overwoekerd door klimop, kan men een eenzame Grootoorvleermuis (Plecotus auritus) aantreffen. Het behoeft geen uitleg hoe men deze soort kan herkennen: de oren spreken voor zich. Het beestje zelf wordt tussen de 4 en de 5 centimeter groot, de oren 2,9 tot 4,1 centimeter! Dat is bijna de hele lichaamslengte. Andere bijkomende soorten die we zouden aantreffen waren Dwergvleermuis sp. (Pipistrellus sp.) -het zijn deze die mensen in de zomer meestal rond de straatlampen zien vliegen- en Laatvlieger (Eptesicus serotinus). Vooral de Laatvlieger is een indrukwekkende grote soort, met staart erbij kan hij tot 13 centimeter groot worden, een ware reus in vleermuizenland. Deze troffen we aan, weggekropen in een spleet tussen een muur en het plafond, in een oud fortengordel, een typische verblijfslocatie. Toch worden er jaarlijks maar een tiental individuen doorgegeven ondanks dat het een vrij algemene soort is, wellicht omdat deze soort moeilijk bereikbare plaatsen verkiest.
We zijn in het Hageland en dat betekent de typische donkere ijzerzandstenen in deze oude gewelven. Hier tussen de kieren van de plafondstenen zitten er zo'n honderd Baardvleermuizen verstopt.
Diep weggestoken wachten deze knuffelachtige dieren op zachter weer en insectenactiviteit. Het was een aangename kennismaking met anders zo elusieve soorten waarover men wel leest in lokale rapporten maar waar men zich verder geen voorstelling van kan maken. Het vergroot onze kennis en ons besef dat we moeten beschermen en versterken wat we nog rijk zijn aan deze fladderaars. Ze spelen een sleutelrol in het ecosysteem door het regelen van de insectenbestanden en vormen op hun beurt al eens prooien voor uilen en dergelijke. Kortom: we moeten voor hen strijden. Strijden voor de natuur, niet tegen de natuur...