"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

woensdag 7 mei 2014

La Manche

Without passion, you don't have energy. Without energy, you have nothing.
Warren Buffet
Na ons kort verblijf in de baai van de Somme werd het terug tijd om achter het grote, onbekrachtigd stuurwiel van mijn Volkswagen busje te kruipen en de wielen te wenden naar het noorden, hogerop langs het kanaal of "La Manche". We zwerven langs de bochten van de kustlijn tot we Boulogne-sur-Mer achter ons laten en het landschap ineens heuvelachtiger wordt. We naderen de kliffen van Cap Blanc Nez en Cap Griz Nez. Het is te merken aan het harde werken van mijn oude dieselmotor en het snelle terugschakelen van de lange versnellingspook. Terwijl de snelheidsmeter met zijn trillende naald langzaam daalt, opent zich voor ons een zicht op uitgestrekte polders, kleine dorpjes en het monument op Cap Blanc Nez dat boven de witte krijtrotsen uittorent.
Cap Blanc Nez heeft een Nederlandstalige oorsprong van het "blankenesse" dat witte landtong betekent. De regio is tussen de 15e en 17e eeuw langzamerhand verfranst geraakt maar vele plaatsnamen verwijzen nog naar deze Middelnederlandse oorsprong. De geschiedenis is hier zeer tastbaar want naast deze Nederlandse toponiemen zijn er ook sporen van het roerige vikingenverleden terug te vinden, onder andere in de naam van Escalles, het gemoedelijk dorpje dat aan de kaap ligt. Escalles heeft een Saksische of Oudnoorse oorsprong en zou terug verwijzen naar een schuilhut van de oude veroveraars, Noors of Engels. Het is allemaal een aanduiding van de indruk dat deze locatie op al die vorige generaties maakte.
Het is niet moeilijk om onder de indruk te geraken. Terwijl men op het strand staat, gelijk met de rumoerige golven van het Kanaal, torent deze landtong met haar top op 134 meter boven ons uit. Om op het strand te geraken moet men door een diepe gleuf doorstappen. Nietigheid is een eerste gedacht, verwondering een tweede als men dan dat vlakke strand voor zich ziet uitstrekken bij het eb van de Noordzee.
Het is een evocatie van de Engelse kliffen rondom Dover die men bij kalm weer aan de overkant van het Kanaal kan bewonderen in de trillende lucht. Vooral als de lichte wolken jagen in een milde voorjaarszon is het een beeld een schilderij waardig. Het zijn van die momenten dat ik wensde dat ik ook de schildersgeest en fijne motoriek voor penseelstreken had.
Het strand tegen de kliffen, bezaaid met keien, zijn een geliefd jachtterrein voor fossielenliefhebbers die hier naar organismen uit lang vervlogen tijden zoeken zoals ammonieten en tweekleppigen. Reinhardt ontmoet hier een Fransman die er alles van blijkt te weten en hem ook een paar fossielen cadeau doet. Hij zou er vele noeste arbeid en uren aan besteden die voormiddag.
Ikzelf echter werd door meer levende organismen aangetrokken: de vele witte vogels die de kliffen bezetten en met luid gekrijs hun territoria bestendigen. Het zijn voornamelijk Drieteenmeeuwen (Rissa tridactyla), een soort die nog meer een oceaanvogel is dan andere meeuwensoorten. Enkel in het broedseizoen vindt men ze geregeld op het land langs de rotsen, kliffen en soms zelfs in steden.
Hun vluchtprofiel is onmiskenbaar, wie goed kijkt ziet de aerodynamica van een vliegtuigvleugel terugkeren, geschikt voor de lange afstanden die deze vogels afleggen boven de zee.
In de kolonies leven ze dicht op elkaar maar de grenzen worden scherp afgebakend met een luid nasaal gekrijs dat zij ook gebruiken om te communiceren.
Meermaals zie ik meeuwen met wijdopen bek en uitgestrekte tong een hele reeks klanken uitstoten, het geeft het geheel een heel levendige en zelfs fantastische indruk. Op het nest, aanvliegend, alleen of in koor, het gaat de hele tijd door.
In afwachting van de partner met voedsel of nestmateriaal verdedigen zij hun nestplaats, felbegeerd op een klif met een beperkt aantal ideale plaatsen. Tussendoor poetsen zij hun belangrijke verenkleed want slijtage betekent een mindere conditie en die hebben zij nu hard nodig voor het drukke broedseizoen.
Het evoqueert allemaal een mensenstad. Terwijl er velen pendelen tussen de open zee en het nest, vaak vliegend boven de ferries van het nabijgelegen Calais, zijn anderen, vaak de jongere vogels die nog geen partner hebben, het rustiger aan het aanpakken met een bad in een van de vele getijdenpoelen.
Aldoende opgeknapt kan deze vogel er weer even tegen, op naar de lokroep van de wijdse zee.
Maar tussen al die drukte van de Drieteenmeeuwen vind ik met de verrekijker toch ook een paar koppeltjes Noordse stormvogels (Fulmarus glacialis). Zij behoren tot een gans andere orde, die van de Procellariiformes: de "buissnaveligen". Zij beschikken namelijk over een tubulaire neusholte langs waar zij uitstekend het overtollige zout kunnen filteren dat zij opnemen door zeewater te drinken en door zeevoedsel binnen te spelen, maar waarmee zij naar alle waarschijnlijkheid ook uitstekend kunnen ruiken en navigeren op geur. Dit onderzoek is echter nog in de kinderschoenen maar men heeft bij andere soorten binnen deze orde al opmerkelijke resultaten geboekt. Het zijn volledig pelagische vogels die buiten het broedseizoen enkel boven de noordelijke oceanen en zeeën rondzwerven, op zoek naar vissen, pijlinktvissen en visafval die zich aan het wateroppervlak vertonen of erop drijven.
Het zijn uitstekende vliegers met vrij stijve en rechte vleugels waardoor ze in vlucht snel van de meeuwen te onderscheiden zijn. De levensverwachting ligt hoog, ze kunnen tot veertig jaar oud worden. Het zijn typische "K" strategen: een soort, in het geval van de Noordse stormvogel ook monogaam, die inzet op een lange levensduur en weinig voortplanting maar deze nakomelingen zeer goed verzorgt en voldoende reserves meegeeft om zeker te zijn van de overleving. Het vereist een lange inzet en goede coördinatie van beide oudervogels en het geeft een risico in slechtere jaren maar door de lange levensduur van de vogels wordt dat verholpen. De andere kant van deze strategie wordt gevormd door de "r" strategen, diegene die snel en kort leven en veel nakomelingen tegelijk produceren, vaak meerdere keren per jaar, denk maar aan rattensoorten. Men zal geen tot weinig zeevogels vinden die dit doen. Door hun leven op zee en hun korte en kwetsbare verblijf op het land hebben zij meer belang bij een K strategie.
Nestelende vogels en jongen kunnen een verschikkelijk vies goedje bestaande uit maagolie tot twee meter ver spuiten om predatoren weg te houden. Als dit op andere vogels, zoals jagers (Stercorariidae) hun verenkleed terecht komt beschadigt dat de veren wat leidt tot een minder goed vliegvermogen en dus een veel lagere conditie, soms zelfs tot de dood toe. Een zeer effectieve maatregel dus. Ze broeden voornamelijk in het Noordpoolgebied en op de Atlantische eilanden maar ook langs de Franse en Engelse kusten in mindere aantallen. Helaas is deze soort ook sterk gevoelig aan mariene plastics die als afvaldeeltjes rondzwerven in de zeeën. Het hoopt zich op in hun spijsvertering en leidt zo vaak tot slechte gezondheid en sterfgevallen. Weer een spijtig voorbeeld van de ver reikende invloed van de mens want de soort was nochtans in de twintigste eeuw in aantal toegenomen dankzij de toename van de commerciële visserij en het bijhorende visafval dat men overboord smeet. Net als alle mariene vogels, hebben deze een speciaal plaatsje in mijn vogelhart door hun verbintenis met een van de woeligste elementen die er bestaan. Het zou spijtig zijn deze soort in Europa te verliezen door iets dat door een doordacht verkoop- en afvalbeleid uiteindelijk simpel te verhelpen valt ...
Op de meer grazigere stukken beginnen de Zilvermeeuwen (Larus argentatus) hun plaats op te eisen, zij beginnen op deze zonnige dag stilaan ook aan nestelen te denken.
Beneden mijn bliksveld, op de vele rotsen rondom mij, is ook leven te vinden in de vorm van vele Schaalhorens (Patella vulgata). Deze slakken, die 's nachts algen grazen, keren steeds weer terug naar hetzelfde plekje op hun rots of steen omdat hun schelp met de rots is vergroeid. Om perfect te passen en dus het diertje nat te houden als het strand droogvalt bij eb, moet het dus iedere keer wel zonder fouten zijn plaats terugvinden ondanks dat ze afstanden afleggen tot anderhalve meter. Ze zijn hiertoe in staat door hun eigen chemische slijmspoor te volgen dat verschilt per individu.
Het is mijn passie dat mij energie bezorgt door mijn zware verkoudheid heen maar in de namiddag moet ik toch toegeven aan de eisen van mijn lichaam en terwijl Reinhardt de kliffen afspeurt, wendel ik mij warm in mijn slaapzak in mijn busje voor een paar uren. Bij het ontwaken begint de zon aan haar laatste daling en zet het de kaap in een mooi en zacht licht.
De buienachtige namiddag levert ons nu de meest prachtige avondtaferelen op in de snijdende noordoostenwind. Het is een passend eerste afscheid aan dit prachtig stukje Noordzeekust. Ik neem mij alvast voor om spoedig terug te keren naar dit marien paradijsje op wandelafstand van Calais.
Want het laatste op onze planning is een bezoek aan het strand van Sangatte, vlakbij Calais, waar wij de volgende morgen Andreas zullen meehelpen met het kruien: een net door de branding slepen om zo platvissen te vangen voor zijn populatieonderzoek. Het enorme verlaten strand is ook een tafereel voor een triestige gebeurtenis: een vrouwelijke Bruinvis (Phocoena phocoena) die de aanvaring met een schip niet overleefd heeft en aanspoelde. Het is een van de vele, bijna niet te vermijden ongevallen in deze drukke zeestraat.
Een leukere waarneming zijn enkele Sneeuwgorzen (Plectrophenax nivalis), overwinterende inwijkelingen van het hoge noorden die langs onze kusten hun gading zoeken op de vloedlijnen en in de duinen. Terwijl de vaste overwinteringsgebieden de steppen in het oosten en Noord-Amerika zijn, kan de soort ook hier gezien worden in hun mengelmoes van wit en bruin gekleed. Tijdens de zomer broeden ze echter voornamelijk op de verlaten toendra's langs de Noordelijke IJszee. Hier zijn ze van oudsher nooit in contact gekomen met de mens en dat maakt hen tot een zeer tamme soort die niet wegvliegen van zodra ze tweebenigen zien naderen. Een dankbaar onderwerp voor een natuurliefhebber met een camera in de hand.
Een anemoon, mogelijk een Zeedahlia (Urticina felina), strekt zich uit in de getijdenpoel. Deze soort voedt zich voornamelijk met krabben en zeesterren. Dit exemplaar leek aangespoeld maar deze soort schijnt zich te hechten op vaste ondergrond in los zand. Men blijft bijleren !
De verrassingen voor strandjutters zoals ik bleven zich opstapelen met dit eikapsel van een rog. Ook eikapsels van Hondshaaien (Scyliorhinus canicula) kan men op onze stranden vinden maar deze zijn geler, langwerpiger en ovaal van uiterlijk. Het is ook dankzij deze eikapsels dat men een extra hulpmiddel heeft om populaties te monitoren die de laatste decennia helaas ook sterk achteruit gaan. Zo heeft Stichting Anemoon een artikel gepubliceerd gebaseerd op vondsten van eikapsels dat men hier kan lezen: klik. De boosdoener hiervan is weeral de intensieve boomkorvisserij die in de Noordzee zwaar vertegenwoordigd is door de economische nadruk op platvissen die op de bodem leven maar waarmee ook rog gevangen en verkocht wordt of als bijvangst overboord gaat. Inmiddels is voor enkele soorten zoals de Stekelrog (Raja clavata) -waarvan dit eikapsel mogelijk afkomstig is- terug een toename vastgesteld dat leidde tot het toenemen van de quota in 2013.
Uniek voor mij was ook deze aangespoelde pijlinktvis, waarschijnlijk een Noordse pijlinktvis (Loligo forbesii) maar het kan ook Gewone pijlinktvis (L. vulgaris) zijn. Zij zijn het stapelvoedsel voor vele zeevogels en zijn als predatoren ook een belangrijke indicator van visstanden.
Bij eb tekent het zand zich kunstig af tegenover de enkele eenzame schelpen...
Rond elf uur arriveren Andreas en Sarah vanuit Oostende met het gerief van het ILVO. Net zoals op de Simon Stevin kadert dit ook in een groot populatieonderzoek van de commercieel erg belangrijke platvissen zoals schol, schar, tong, tongschar, dwergtong en de soort die we hier vooral zouden vangen: tarbot (Scophthalmus maximus). Na wat hulp ben ik ook in het waadpak geraakt en kunnen we de soms wel hoge golven in.
Sarah en Reinhardt waren slim en deden een regenjas aan dat inspoeling wel beperkte, ik was zo slim niet ... Nu weet ik hoe het voelt om met volle laarzen en doorweekte trui in een frisse zeewind een net te slepen door de verrassend sterke stroming. Het voelde alsof ik een robot was met voeten van zeewier. Een speciale ervaring !
Ondertussen sorteren Andreas en Sarah de stalen uit.
Tarbot (links) en Tong (Solea solea, rechts) zijn de platvissen die op deze manier bemonsterd kunnen worden. Tarbot houdt zich dicht bij de kust in brakwater op, vaak dichtbij stenige structuren zoals golfbrekers. Ze zijn echte predatoren die andere vissen verschalken. Een leuk weetje: één legsel van een Tarbot kan 10 tot 15 miljoen eitjes bevatten ...
In België vindt men vaak garnalenvissers die op dezelfde wijze een net door de golven slepen maar dan voor hun felbegeerde crustaceeën die zo populair zijn bij de gemiddelde Belg. Ook wij vingen ze.
Minder onschuldig waren deze Kleine pietermannen (Echiichthys vipera). Zoals de Latijnse soortnaam 'vipera' al aangeeft hebben deze vissen wel iets weg van een adder: ze spuiten gif via stekels in de voorste rugvin en stekels op de kieuwdeksels. De vissen van deze soort komen steeds meer voor aan de Belgische en Nederlandse kust, onder meer door de opwarming van het zeewater en zijn een gevaar voor strandgangers, zwemmers en vissers want wie gestoken wordt, ervaart een hevige, brandende pijn rond de steekplaats die zich kan uitbreiden naar de ledematen en zonder behandeling enkele weken kan aanhouden. De beste remedie direct na het steken is de wond direct onderdompelen in zo heet mogelijk water zonder zich te branden of warmtecompressen te gebruiken: vanaf 40°C wordt het gif snel afgebroken. Wij behandelen ze dan ook met de nodige omzichtigheid.
Schattiger is dan toch deze Breedpootkrab (Portumnus latipes) in aanvalshouding ... Het is een soort die fijnzandige bodems verkiest en die vaste golfbrekerbezoekers dus niet zullen kennen. Zij graven zich ook vaak in en zijn zo toch een zeldzamer waar te nemen krabbensoort.
Tenslotte wordt ook een waterstaal genomen voor verder onderzoek en dat steeds met een glimlach !
Zeepier (of wadpier, Arenicola marina), waarvan wij de hoopjes naast de kokerwormen ook zo massaal vonden in de baai van de Somme, vangen we eveneens. Deze wou een beetje eng doen maar het zijn onschuldige beestjes die het stapelvoedsel vormen voor vele steltlopers.
Zelfs een Atlantische dwerginktvis (Sepiola atlantica) zit in de stalen, deze had een Grijze garnaal (Crangon crangon) vastgegrepen.
Het waren vier rijkgevulde dagen met een vrolijk ronkend busje en twee steeds weer actieve biologen voor wie hun passie hun energie levert. Het was voor mij een nieuwe kennismaking met twee bekende Franse gebieden, elk met hun eigen gezicht en karakter. Een Franse kijk op de Noordzee die net dat tikkeltje anders is dan zoals ik haar ken in België en Nederland. En wat kan ik meer zeggen dan dit zinnetje: dat het voor herhaling vatbaar is ?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten