"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

vrijdag 23 mei 2014

Op de Koeheide

Stay close to nature. It will never fail you.
Frank Lloyd Wright
Ergens achter de eeuwige drukte van de Leuvense ring en de torens van Gasthuisberg, ergens achter de drukke Tervuursesteenweg en ergens achter de steeds groeiende moderne wijken van Bertem ligt een zeldzaam rustig pareltje verstopt in zijn cocon van hagen en velden, bos en wegen. Het is de Koeheide: een weinig bekend natuurreservaat in onze omgeving, een beetje ten onrechte want het is niet alleen een Natura2000 gebied, het is ook een uniek cultuurhistorisch overblijfsel van het dorpsverleden van de Bertemse "boerkes". Komt u even mee met mij op een onverwachte ontdekkingstocht op een mooie maartse voorjaarsdag ?
Starten in dit gebied doe je beneden de hellingen. Deze warme, meestal zuidgerichte hellingen zijn een rode draad in het verhaal van de soortenrijkdom van het gebied. Het is even stevig klimmen, laat die kuiten maar even doorbijten.
Want ineens opent het plateau zich golvend voor de ogen van de wandelaar. Het is een zacht voorjaar en de struiken van Sleedoorn (Prunus spinosa) staan al volop in hun witte bloementooi. Van oudsher is het altijd een heideachtig gebied geweest met schrale bodem die eeuwenlang als gemene gronden gebruikt werden: graasweiden voor de (vee)boeren van Bertem onder de regeling van de "vrijgeweide". Door deze begrazingen door koeien of schapen bleef de bodem arm en kon er zich een bloemenrijke vegetatie ontwikkelen die sterk het uitzicht van het gebied bepaalden samen met de vele doornhagen van Meidoorn (Crataegus monogyna) of Sleedoorn om het vee op de juiste stukken grond te houden.
Helaas, net als in de rest van Vlaanderen en Europa, nam in de tweede helft van de twintigste eeuw ook hier het meststoffengebruik, toepassing van prikkeldraad in plaats van hagen en ploegen van percelen toe, allemaal voor de moderne en grootschalige landbouw. Vele plantensoorten verdwenen, sommigen overleefden in de marge, maar gelukkig bleef de unieke vormgeving van het gebied intact. De lokale natuurliefhebbers, met de steun van Natuurpunt, beseften dat als geen ander en sinds het begin van de 21e eeuw is er hier een beheersplan dat poogt om de oude houtkanten en holle wegen te onderhouden en te herstellen, jonge wassende eiken de kans geeft om te groeien, maai- en graasbeheer toepast om de soortenrijkdom terug een kans te geven en het werkt: de Koeheide heeft terug kleur zo vroeg in het voorjaar. Het begint met de uitbundige wilgen, een welkom geschenk voor de vroege insecten.
Vooral enkele soorten dagvlinders die als imago of als pop overwinteren, profiteren ervan na de zeer warme winter. Dergelijke zachte winters komen maar om de zoveel jaar voor en was dit jaar het gevolg van zeer hardnekkige lagedrukgebieden boven de Atlantische oceaan die noordelijke polaire lucht blokkeerden en steeds warme zuidwestelijke lucht aanvoerden. Vorst was vrijwel onbestaand en terwijl dat voor veel natuurlijke verschijnselen niet zo'n best nieuws is - denk maar aan de vele teken dit voorjaar - is het wel goed nieuws voor onze normale voorjaarssoorten onder de dagvlinders, zoals deze Dagpauwoog (Aglais io) in tegenstelling tot vorig jaar met de lange strenge winter tot in april.
Het zijn vooral goede jaren voor de Kleine vos (Aglais urticae), die de voorbije jaren zelfs zeldzaam geworden was in onze regio. Sinds een drietal jaren zien we hem echter in aantal toenemen, geholpen door enkele warme en lange zomers. Het is een beetje positief nieuws in een verder vrij treurig vlinderverhaal op populatieniveau in Vlaanderen ... Deze rakker trekt het zich voorlopig niet aan en dolt wat met het stuifmeel waar hij gulzig in rondslurpt.
Ook de eerste hommels en bijen profiteren van de rijke stuifmeelproductie van de wilgen.
Overblijfselen van de Gallo-Romeinse en middeleeuwse kleiwinning zijn overal in het landschap tussen Bertem en Korbeek-Dijle aan te treffen in de zogenaamde "graften" waar de klei gewonnen werd voor de welbekende bakstenen die in onze streek zo populair zijn. Ze zijn te herkennen aan de steile afkappingen in anders zo glooiende hellingen waar al deze eeuwen geleden de kleilaag afgevoerd werd.
De voornaamste troef van dit gebied is zijn landschappelijk schoon en vooral de rust, zo onverwacht want zo dichtbij de drukke steden Leuven en Brussel gelegen. Het lijkt even of je terug bent gegaan in die eeuwen totdat je in dat aangename visioen ineens de radartoren van Zaventem in de verte ziet en weer met de voetjes in de werkelijkheid gezet wordt maar de illusie blijft terugkeren. Toen ik enkele jaren geleden dit gebied voor het eerst verkende, waren de vliegtuigen juist aan de grond gezet wegens de uitbarsting van de Eyjafjallajökul - een naam die ik, ik zweer het, van de eerste keer juist schreef - en was de stilte aan de blauwe hemel onwerkelijk. Even los van het achtergrondlawaai dat wij hier zo gewoon zijn en het voelde ineens heel anders aan, haast bevrijdend. Dat is de magie hier.
Wanneer het oog de landschappen even verlaat, wordt het begroet door een spaarzame bloemenweelde die het voorjaar aankondigt zoals deze Grote muur (Stellaria holostea).
Een andere typische voorjaarssoort is deze Gehakkelde aurelia (Polygonia c-album) die vers oranje zich in de zon opwarmt.
Een andere vlinder dat vroeg op het jaar opduikt is het Bont zandoogje (Pararge aegeria), dat zijn naam niet gestolen heeft. Deze vlinder prefereert eerder gemengde bossen of naaldbossen met snel opwarmende plaatsen, het vrouwtje legt haar eitjes namelijk ook op half beschaduwd gras: niet te warm en toch ook niet te koud voor de ontwikkeling van haar kroost.
Deze vereisten zijn zeker te vinden in het gebied, alleen al in de indrukwekkende holle wegen, resultaat van eeuwenlang gebruik en erosie, strijden zonlicht en schaduw voor hun grenzen. In dit gebied dat getekend wordt door een sterk reliëf door het leemplateau en de ijzerzandstenen heuvels, versteende zandbanken daterend uit de tijd van de Diestiaanzee, is erosie ook nooit ver weg. Het is nog steeds een strijd, zeker op de rijke akkers, om de vruchtbare leembodem te houden waar het thuishoort.
Gaandeweg groeit het kronendak boven onze hoofden meer en meer toe. De mossen lijken soms zelfs te fluisteren terwijl we weer omhoog klimmen...
Het is stil als de holle weg ons in het open en oude Bertembos leidt. De dorre, rosse beukenblaadjes sieren de grond. De vochtige grond onder onze schoenen geurt naar humus en verval.
Maar ook hier breekt het voorjaar stilaan door de overblijfselen van vorig jaar heen. Tientallen Bosanemonen (Anemone nemorosa) in hun witte tinten kleuren de voeten van de beuken en de open plekjes op de bosbodem.
Ze zingen in koor met de andere vroege voorjaarssoorten, een refrein dat in het groeiende leven terug weerklinkt, steeds weer. Uitbundiger en uitbundiger tot uiteindelijk de graslanden in alle bonte kleuren getooid zijn.
Nu in maart, onder een zachte zon, zijn die uitbundige penseelstreken in de graslanden nog even een verre droom. Toch zal het komen. Waar mensen falen, wint de natuur. Op haar kan je rekenen, steeds weer. Op welke plek en wanneer dan ook, als wij haar die kans maar geven, zoals hier in de Koeheide...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten