"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

donderdag 11 september 2014

Slenteren in de Westhoek

Don't question why she needs to be so free
She'll tell you it's the only way to be
She just can't be chained
To a life where nothing's gained

The Rolling Stones - Ruby Tuesday
De Westhoek. Het stond al zolang op mijn lijstje en eindelijk sta ik hier, na al die jaren wachten, aan het paviljoentje in De Panne dat een van de ingangen markeert. Ik kijk uit op die rijen en rijen van duinen in hun diverse kleden van beige- en groentinten. Ze lijken haast een faux-pas te dansen in het grijze licht. Het is het oudste natuurreservaat van Vlaanderen, reeds in 1935 werd het als landschap beschermd en in 1957 kreeg het officieel erkenning als natuurreservaat. Dankzij die lange bescherming is het of hier de eeuwen stil hebben gestaan in tegenstelling tot de rest van de betonmuur dat wij onze kust noemen.
Het is eind mei en we hebben een zeer natte maand achter de rug. Iets dat duidelijk merkbaar is in de duinpannen waar de hoge grondwaterstanden de voetjes nat maken. Reinhardt en ik plonsen vrolijk rond op zoek naar de rietorchissen (Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa) en andere verrassingen.
Deze natte toestanden zijn een paradijs voor watersalamanders zoals dit vrouwtje kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris) in waterfase. Deze waterfase is een aanpassing voor de voortplantingsperiode, zodra deze aanbreekt verliest de huid zijn leerachtige, waterafstotende eigenschappen en wordt gladder, feller van kleur om aantrekkelijker te ogen voor het andere geslacht en tenslotte ook terug meer doorlaatbaar om naast het gewone naar adem happen ook door de huid te kunnen ademen als ze in het water hun amoureuze akkefietjes beleven.
Daar duiken ze dan eindelijk op in het hoge gras, tussen de grote ratelaars (Rhinanthus angustifolius) en langs de bermen van het wandelpad: de rietorchissen. Ze zijn snel te herkennen aan hun stevig gevulde bloementros in vergelijking met andere soorten orchideeën.
Maar zij starten vaak heel bescheiden, laag tegen de grond en laten hun schoonheid reeds blijken in kleine gedaantes.
En dan zijn zij ineens een forse plant, wuivend in de zeewind terwijl hun kleuren het diepe groen complementeren.
Een zweetdruppel loopt langs mijn wannabe-bakkebaarden en een andere teistert mijn linkerwenkbrauw als ik in het diepere zand omhoog ploeter naar de volgende duintop. We zijn in de drogere delen gekomen, een mini-woestijn waar ik heel blij ben dat het een bewolkte dag is met een frisse zeewind. Voor de duinflora, meer dan 400 soorten, 1/5e van hen rode lijstsoorten, is het een dag als elke andere. Zij zijn de strijd tegen de hitte, nutriëntenarmoede en voornamelijk de droogte al gewoon: in tegenstelling tot mij zit het hen echt in de genen gebakken.
Bitterzoet (Solanum dulcamara) is echter geen typische duinplant maar men treft deze soort in diverse biotopen aan die vaak wat voedselrijker zijn. De tweeledigheid van de naam, zowel in het Nederlands als in het Latijn (dulcis en amaris) komt door de aanwezigheid van glycosiden in de plant. Indien men op de stengel zou kauwen -zonder slikken- proeft men naar het schijnt eerst de glycosiden, die bitter smaken, maar die door het speeksel snel afgebroken worden tot onder andere sacharose komt er een zoete smaak naar voren. Het plantje behoort tot de zogenaamde heksenkruiden, een duidelijke verwijzing naar het oude gebruik van de plant in de volksgeneeskunde. Maar ook in rituelen kwam ze wellicht aan bod, zo werd er rond de nek van de mummie van Toetanchamon een ketting geregen van bitterzoetbessen aangetroffen. Welke betekenis deze had voor de Egyptenaren is jammer genoeg nog onduidelijk. Kortom, een heel interessante plant die niet snel over het hoofd te zien valt als ze in haar opvallende bloeivorm voor de dag komt.
Daartegenover staat Duinreigersbek (Erodium cicutarium subsp. dunense), te herkennen aan de licht kleverige blaadjes waar zandkorrels aan blijven hangen. Het is een ondersoort van reigersbek die zich thuis voelt op zanderige ondergronden, een echt duinplantje dus.
Het duurt echter niet lang of we bevinden ons terug langs een vochtiger graslandje waar grote keverorchissen (Neottia ovata) zich rechtop strekken en bloeien. Het is normaal een kensoort voor de klasse van de eiken- en beukenbossen op voedselrijke gronden, maar op vochtige, wat voedselrijkere graslanden kan ze zich ook goed handhaven.
Terwijl een icarusblauwtje (Polyommatus icarus) even uitrust op een rietorchis, denk ik na over deze prachtige graslandjes. Ze worden opengehouden, niet alleen door de kudde grazers van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), de Konikspaarden, maar ook door de vele konijnen die de verbossing tegengaan en de duinen voldoende kaal houden zodat verstuiving nog steeds mogelijk is. In het hart van het reservaat kunnen de duinen nog "wandelen", een ongelooflijke vrijheid voor onze anders zo ingeketende natuur aan de Vlaamse kust. Daarnaast wordt er ook gepoogd om de verdroging van het gebied door de vroegere waterwinning tegen te gaan.
Maar er zijn ook andere faunatische verrassingen te vinden op kleinere schaal zoals dit heggenranklieveheersbeestje (Henosepilachna argus) dat zoals de naam het al zegt vooral leeft van heggenrank (Bryonia dioica) en andere planten uit dezelfde komkommerfamilie. Het volwassen dier eet het blad af waardoor alleen de nerven overblijven en ook larven voeden zich op deze planten. Volgens waarnemingen.be wordt deze soort voornamelijk aan onze kust aangetroffen waar zijn favoriete voedselplant weelderig tiert in de jonge en vochtigere duinen. Een leuk weetje: volgens de Fransen roept het beestje op een of andere manier meloenen op want haar Franse naam is Coccinelle des melons ...
Gewone ossentong (Anchusa officinalis) is een plant die oorspronkelijk in Oost-Azië haar verspreidingsgebied had maar is door de mens in Midden-Europa geïntroduceerd waar ze een pioniersplant is die dol is op warme omstandigheden en kalkhoudende grond. Ze wordt in Vlaanderen als een exoot beschouwd en komt bij ons vooral voor in de warme duinvalleien.
Ossentong is een behoorlijk forse plant die tot tachtig centimeter hoog kan worden.
Een andere plant met een exotisch tintje is hazenstaart (Lagurus ovatus) dat oorspronkelijk uit Zuid-Europa komt maar populair is geworden als tuinplant en zo vaak verwilderde, ze komt nu zelfs voor in Australië. Ook deze soort zoekt in onze contreien de warmte op in de duinen. Het is taxonomisch een heel interessant geval: het is de enige soort in zijn genus Lagurus.
Het geruis van de Noordzee zwelt aan en daar staan we op het weidse strand. De bewolking drukt op het zand en het grijze licht zet alles in een haast onwerkelijk tintje dat ik steeds meedraag als ik aan onze kust denk.
Hier, op de zeereep, is het terrein van de echte pioniers zoals deze zeepostelein (Honckenya peploides), een halofyte, dat 'zoutminnend' betekent, plant uit de anjerfamilie. Jawel, ze is een verre verwant van die prachtige anjers in de bloemenbak op het vensterbank bij uw groottante of buurman. De natuur is heel verscheiden ... Reinhardt en ik hebben deze verkenning achter de rug. Terwijl een nachtegaal (Luscinia megarhynchos) ons minutenlang toezong en een spotvogel (Hippolais icterina) ons even verwardde met zijn geslaagde imitatie van een scholekster (Haematopus ostralegus) blikken we terug op een ongelooflijk wild gebied ... Het is het waard om hier eens terug te komen.
En dat doe ik dan ook eind juli, zo'n twee maanden later. Nu ben ik hier met enkele Gentse biologen, Emily, Katrien, Joke en Pieter, die ook eens wilden uitwaaien aan de kust. Het is weer bewolkt en ik slaak een zoute zucht van opluchting.
Twee maanden later in de hoogzomer zijn er duidelijke veranderingen te zien in de vegetatie met zijn invloeden op het hele ecosysteem zelf, hoe klein of hoe groot ook. Ik voelde zo mijn thesis terug in mij opborrelen temidden van de groener geworden vegetatie. Voor de meeste planten zat de bloei er stilaan op maar andere soorten namen nu even het heft in eigen handen.
Een van de prachtige soortjes in haar eenvoud is parnassia (Parnassia palustris), een plant die oorspronkelijk heel wijdverbreid voorkwam in vochtige, voedselarme graslanden zoals venen en zandgronden en soms moerassen maar die door eeuwenlange ontwateringen steeds zeldzamer werd. Nu is ze in Vlaanderen vooral te vinden in de duinen en sommige moerasgebieden die afhankelijk zijn van voedselarm kwelwater zoals bijvoorbeeld het Torfbroek in Kampenhout.
Ook de vlinderfauna had nu een andere variatie met heel veel oranje zandoogjes (Pyronia tithonus) op het appèl. Haar zachtoranje verschijning gaf wellicht inspiratie aan de eerste taxonomische beschrijving van deze soort: de soortnaam tithonus verwijst naar een geliefde van Eos, de Griekse godin van de dageraad. Het is een soort die graag ruigtes en houtkanten heeft als territorium en zal eerder droge tot matig vochtige graslanden als leefgebied verkiezen. Ik tref ze bijna altijd aan op mijn zomerexcursies aan de Belgische kust.
Een soort die men in bijna alle onbemeste graslanden kan aantreffen is deze elegante sint-jansvlinder (Zygaena filipendulae) die soms al eens verward wordt met de sint-jacobsvlinder (Tyria jacobaeae) maar te onderscheiden valt door zijn vele vlekjes.
Met onze neus tussen de grassprieten treffen we plots de lage bloementrossen aan van de honingorchis (Herminium monorchis). Deze bloeit in juni en juli en heeft gelige bloemetjes die vaag naar honing geuren, ze is ook heel nectarrijk en beloont dus rijkelijk de insecten die haar bestuiven. Het is een soort die enkel op natte tot vochtige en kalkhoudende zandgronden voorkomt: een erg zeldzame situatie in ons landje, ze komt dan ook bijna uitsluitend in de Westhoek en een paar andere duingebiedjes voor. Met haar tere verschijning is het een prachtige soort om kennis mee te maken...
Een ogentroost (Euphrasia sp.); vermoedelijk stijve ogentroost (E. stricta), staat zijn mannetje tussen de hoge grassen die steeds domineren.
Dit slakje laat zijn rust er niet voor en heeft zich hoog op een grasspriet genesteld temidden van het roze decor van de reigerbekjes.
Een ander typisch aspect van de Westhoek en haar intactheid is haar unieke ligging tegen de Franse grens. Net zoals zovele andere natuurgebieden -denk maar aan de Hoge Venen of Kalmthoutse heide- zorgde deze ligging, ver weg van economische centra, ervoor dat deze gebieden bewaard zijn gebleven voor onze bescherming en ons eigen nageslacht. Dit bord herinnert de argeloze bezoeker daaraan.
Een onschuldig ogend bladwespje, lid van de Tenthredinidae, heeft even mijn vingers uitgekozen als rustplaats. Het zijn solitaire insecten en in tegenstelling tot wat de naam zou doen vermoeden kunnen zij niet steken.
Het pad windt langs de diverse houtkantjes alvorens we terug de open duinvlaktes en hoge duintoppen betreden.
Af en toe is er een eenzaam duinviooltje (Viola curtisii) te vinden, eveneens een echte duinsoort.
Het is in de open vlakten dat we eindelijk de heivlinders (Hipparchia semele) aantreffen. Het zijn ware meesters in camouflage eens ze zich op de bodem neerzetten en hun vleugels snel toegeklapt hebben. Het is een zeldzame soort die het vooral moet hebben van dergelijke open, zanderige vlaktes die de soort in Vlaanderen vooral in de kustduinen, binnenlandse duinen en heidegebieden terugvindt.
Anders dan de heivlinders was deze orchidee een volkomen onverwachte waarneming, het was ons eventjes een raadsel: het leek op de algemeen voorkomende brede wespenorchis (Epipactis helleborine) die zelfs in wegbermen, bosranden, tuinen en dergelijke kan groeien en zich voortplanten dankzij bestuiving door onder andere gewone wespen, maar de bloemen waren zo fors en felgekleurd. Het bleek de ondersoort neerlandica te zijn die soms de duinwespenorchis genoemd wordt. Het is een ondersoort die voorkomt op zandige bodems, zoals in duinen en dennenbossen, en die voor het eerst in Nederland gevonden is wat de Latijnse naam verklaart. Deze plant komt enkel voor in de kustzone langs het Kanaal, van Noord-Frankrijk tot Nederland en de kusten van de Oostzee.
Nog even balanceren op de oneven knuppelpaden in het natte wandelstuk: waar Reinhardt in mei nog met zijn voeten in het water stond, is het nu helemaal opgedroogd op enkele vochtige plekken na. De rietorchissen zijn ook bijna allemaal verdwenen.
Een oranje zandoogje kijkt mij nieuwsgierig aan als ik zijn struik voorzichtig benader. Het is de blik die ik in mezelf herken. Het was een geweldige kennismaking met een gebied dat ik al zolang van naam en faam kende maar nog nooit zelf ervaren had. Wat een misser ! Het is een van de weinige plaatsen in Vlaanderen waar de mens een minieme invloed op uitoefent en waar de natuur nog echt vrij kan zijn. Zij heeft dat nodig.

Don't question why she needs to be so free...


Geen opmerkingen:

Een reactie posten